Rb: val met elektrische fiets bij inhalen fietser: ongelukkige samenloop van omstandigheden

Samenvatting:

Benadeelde komt met elektrische fiets (elobike) ten val als zij gedaagde op gewone fiets inhaalt; benadeelde loopt ernstig letsel op. De rechtbank overweegt dat uit de enkele omstandigheid dat benadeelde bij het passeren van gedaagde ten val is gekomen, volgt niet dat gedaagde een verkeersovertreding heeft begaan of een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd. Uit niets blijkt dat gedaagde een onverwachte slingerende beweging naar links heeft gemaakt, zoals benadeelde stelt. De rechtbank komt tot het oordeel dat hier sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden die helaas tot de val van benadeelde heeft geleid.

ECLI:NL:RBDHA:2015:709

<input type=”text” />

Instantie

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak

21-01-2015

Datum publicatie

10-02-2015

Zaaknummer

C-09-464585 – HA ZA 14-506

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie

Val met fiets (‘elobike’) op fietspad met ernstig letsel tot gevolg; vraag of andere fietser in strijd met RVV of anderszins een gevaarlijke situatie heeft gecreërd, onrechtmatig heeft gehandeld. Ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Uitspraak

http://uitspraken.rechtspraak.nl/image/?id=a4993687-8bda-4bf1-8206-500f84cc9be8http://uitspraken.rechtspraak.nl/image/?id=ed7ec546-d7c5-4e86-a5e2-ed096cb2562fvonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/464585 / HA ZA 14-506

Vonnis van 21 januari 2015

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

eiseres,

advocaat mr. B.D.W. Martens te Den Haag,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

advocaat mr. P. Oskam te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [gedaagde] en [eiseres] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

·        

de dagvaarding van 13 december 2013, met zesentwintig producties,

·        

de incidentele conclusie tot verwijzing aan de zijde van [eiseres],

·        

de incidentele conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde],

·        

het vonnis in het incident van 16 april 2014, waarbij de kantonrechter zich onbevoegd
heeft verklaard en de zaak is verwezen naar het team handel van de rechtbank,

·        

de conclusie van antwoord,

·        

het vonnis van 11 juni 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast,

·        

het proces-verbaal van comparitie van 21 juli 2014, met de daarin genoemde stukken, waaronder de ter comparitie ingediende akte vermeerdering/wijziging van eis tevens houdende akte overleggen producties, aan de zijde van [gedaagde],

·        

de antwoordakte van 17 september 2014 aan de zijde van [eiseres],

·        

het vonnis van 5 november 2014, waarbij het verzoek van [gedaagde] om pleidooi is afgewezen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] is op 10 januari 2012 om 17.45 uur het slachtoffer geworden van een verkeersongeval op de Monseigneur van Steelaan, Voorburg, in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Zij is ten val gekomen met haar fiets, een zogenoemde ‘elobike’ (een fiets met trapondersteuning) van het merk Giant, type Twist.

2.2.

[gedaagde] is buiten bewustzijn geraakt en in het ziekenhuis op de afdeling neurologie opgenomen geweest vanaf de dag van het ongeval tot 18 januari 2012. Zij is gediagnosticeerd met een ‘trauma capitis’ (hoofd/hersenletsel) als gevolg van het ongeval.

2.3.

De politie is na het ongeval ter plaatse geweest en heeft foto’s en de volgende situatieschets gemaakt (bijlagen 1-4 bij het proces-verbaal van comparitie). De situatie ter plaatse blijkt voorts uit ter zitting getoonde schermafbeeldingen van Google maps (bijlagen 6-8 bij het proces-verbaal van comparitie).

2.4.

[eiseres] is na het ongeval door de politie gehoord als verdachte die als bestuurster van haar fiets, een Dahlon Vitesse vouwfiets, betrokken is geraakt bij het ongeval. Blijkens het proces-verbaal van verhoor van 10 januari 2012 heeft zij het volgende verklaard tegenover de politie: “Ik reed vandaag 10 januari 2012 omstreeks 17.35 uur, op mijn fiets zijnde een zwarte Dahlon Vitesse vouwfiets op het fietspad van Msg van Steelaan te Voorburg gaande in de richting Den Haag. Ik was van plan over te gaan steken naar de andere zijde van de Msg van Steelaan ter hoogte van de Wilgendreef te Voorburg. Ik keek vervolgens over mijn linkerschouder toen ik de kruising gepasseerd was. Ik weet dat dit een drukke gevaarlijke kriusing is, en ik wilde goed kijken of er geen overig verker was om over te gaan steken. Op het moment dat ik omkeek zag ik dat er plotseling een vrouw naast mij fietste. Ik schrok en maakte een sturende beweging en slingerde. Ik zag dat de dame naast mij op de fiets ten val kwam, volgens mij raakten wij elkaar met de mouw/arm. Volgens mij zijn we verder niet met elkaar in aanraking gekomen. ik zag vervolgens dat de vrouw op de grond lag, ben direct naar haar toe gegaan en heb eerste hulp verleend/112 gebeld. Ik heb uiteraard nooit opzet gehad haar eventueel aan te rijden. Ik ben verder hel erg geschrokken en onder de indruk van dit voorval en voor mijn gevoel ging alles in een flits.

2.5.

[gedaagde] heeft aangifte gedaan en is gehoord als aangeefster. Zij kan zich blijkens het proces-verbaal van verhoor van 1 februari 2012 niets herinneren van het ongeval: “Ik kan u niets vertellen over de loop van de dag. Door het ongeval ben ik alles kwijt. Alles wat ik toto nu weet is van horen vertellen. De verwachting van herstel is minimaal een half jaar. Ik heb en beperking op het functioneren van de rechterzijde van het lichaam. Ik ben werkzaam in het verpleeghuis Mariahoeve te Den Haag als nurspractiteonair. Door mijn opgelopen letsel werk ik ook nog niet.

2.6.

[gedaagde] heeft op 10 februari 2012 telefonisch contact opgenomen met [eiseres] in verband met de afwikkeling van de schade die zij stelde door toedoen van [eiseres] te hebben geleden.

2.7.

[eiseres] heeft blijkens het proces-verbaal van verhoor van 12 februari 2012 als verdachte de volgende verklaring afgelegd: “Ik ben werkzaam bij de Hartstichting gevestigd, Bordewijklaan te Den Haag. Dit adres was ten tijde van het ongeval. Ik ben die dag, dinsdag 10 januari 2012 met de randstad rail vanuit Zoetermeer naar mijn werk gegaan. Omdat ik vanaf het station in Voorburg nog een stukje naar mijn werk moest heb ik om deze afstand te overbruggen een vouwfiets meegenomen. Toen ik na een dag werken, ben omstreeks 17.30 uur, met mijn fiets vanaf het werk weer richting het station gereden. Ik heb dit gedaan door het fietspad gelegen langs de Hofzichtlaan overgaand in Mgr van Steelaan te volgen. Gekomen vlak voor de kruising gevormd door de Mgr van Steelaan en de Wilgendreef heb ik een keer achterom gekeken. Ik deed dit omdat ik voornemens was om de rijbaan van de Mgr van Steelaan over te steken. Ik zag dat over de rijbaan mei twee voertuigen van achteren naderde en passeerden. Tevens zag ik op het fietspad in de verte twee lampjes. Ik weet niet van wat voor voertuig deze lichtpuntjes waren. Daar waren ze voor mij te ver weg. Dit werd mede veroorzaakt omdat het al donker was. De kruising werd wel goed verlicht door de straatverlichting. Ik ben vervolgens de rijbaan van de Wilgendreef overgestoken. Komende aan de overzijde op het fietspad wilde ik links van het fietspad op een aanwezige punt gaan staan om daarna de rijbaan van de Mgr van Steelaan eventueel over te steken. Ik wide eerst kijken of het aan de andere zijde van de weg gelegen fietspad ook voor twee richtingen was om dit dan te kunnen gaan volgen. Voordat ik naar dit punt wilde rijden keek ik eerst weer over mijn linker schouder of alles vrij was van verkeer. Op het moment dat ik keek zag ik dat er een fietser schuin achter mij links naderde. Deze fietser was bij de eerste waarneming al zeer dicht bij mij en vrijwel direct naast mij. Ik schrok van deze fietser. Ik had de fietser niet verwacht of gehoord dan wel eerder gezien. Ik weet niet waar deze fietser vandaan kwam. Ik hep in mijn eerste verklaring gezegd dat ik een sturende beweging dan wel slingerende beweging maakte. Ik weet niet of ik dit wel gedaan heb. Ik kan het mij in ieder geval niet herinneren. Ik denk dat ik deze opmerking gemaakt heb omdat ik aan het zoeken was naar een mogelijke oorzaak van het gebeuren. Ik heb in ieder geval geen grote stuurbeweging dan wel slingerbeweging gemaakt. Namelijk ik kan gewoon mijn balans houden op de fiets. Ik heb ook niet gevoeld dat ik of de andere fietser bij elkaar raakten. Ik heb geopperd dat er mogelijk een aanraking is geweest met de mouwen van de jassen. Ook dit weet ik niet zeker. Ook dit is een suggestie. Ik ben van mening dat wij elkaar niet hebben geraakt. Toen ik weer naar links keek zag ik dat de fiets naar links een flauwe bocht maakte. De punt opstuurde waar ik in eerste instantie op wilde stoppen en vervolgens ten val kwam met fiets en al. Hoe en waardoor de bestuurder van de fiets in onbalans is geraakt en vervolgens is gevallen weet ik niet. Ik zag dat bij het vallen van de fietser deze schuin naar voren viel dat tijdens het vallen niets werd gedaan uit normale reactie om de val op te vangen. Dit deed ze niet met benen of armen. Ik ben vervolgens afgestapt en naar deze fietser gerend. Ik bemerkte dat de fietser een vrouw was en dat zij niet reageerde. Ik zag en hoorde wel een duidelijke ademhaling. Hierna heb ik direct 112 gebeld. Op dat moment, in ieder geval kort daarna kwam er al een politieauto aangereden.

2.8.

In het proces-verbaal van politie van 3 april 2012 is door de verbalisant opgemerkt: “Gezien de situatie plaats ongeval en de toedracht van het ongeval is het niet ondenkbeeldig dat verdachte [eiseres] rijdende op haar fiets en voornemend was om naar links de rijbaan van de Mgr. van Steelaan te willen oversteken bij het achterom naar linkskijkend ingestuurd heeft naar links anders wel een lichte stuur beweging heeft gemaakt naar links. Het is namelijk niet onwaarschinlijk dat wanneer rijdend met een voertuig naar links wordt gekeken dan wel naar links achter word gekeken gedraaid word met het bovenlichaam wat tot gevolg heeft dat hierdoor ook het stuur wordt bewogen in de richting waar bestuurder naar kijkt. In dit geval naar links. Dat beide bestuurders elkaar geraakt hebben is niet kunnen worden vastgesteld. Aannemelijk is dat bestuurder/slachtoffer van de mogelijke beweging, sturende beweging naar links, is geschrokken en daarbij een noodremming heeft gemaakt met waarschijnlijk alleen de voorrem van het voertuig, dat verklaart dat slachtoffer vooruit over haar fiets heen is gevallen en uiteindelijk op het wegdek terecht is gekomen. Er is contact tussen verdachte en slachtoffer geweest in verband met interesse van de gezondheidstoestand.

2.9.

In het opnameverslag van het Medisch Centrum Haaglanden van 6 februari 2012 is onder “Hetero-anamnese ambulance” vermeld: “Omstanders zagen dat fietser tegen andere fietser reed. Zij was op grond gevallen en had een bewustzijnsdaling. Er waren geen trekkingen gezien.

2.10.

[eiseres] is strafrechtelijk vervolgd wegens overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (een ieder die aan het verkeer deelneemt is het verboden zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht), artikel 18 lid 1 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990, bestuurders die afslaan, moeten het verkeer dat naast dan wel links dicht achter hen bevindt, voor laten gaan) en artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 (een ieder is het verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd). Zij is op 20 september 2012 door de kantonrechter vrijgesproken.

2.11.

[gedaagde] is na de ziekenhuisopname eerst poliklinisch, later in het kader van een dagbehandeling gerevalideerd. Verder is zij onder behandeling geweest van een fysiotherapeut. Zij was ten tijde van het ongeval werkzaam als Nurse Practioner in opleiding in een verpleeghuis te Mariahoeve. Vanaf september 2012 is [gedaagde] haar werkzaamheden weer gaan opbouwen. Zij is in april 2013 met haar opleiding gestopt en is vanaf december 2013 gaan re-integreren in de functie van Cliëntondersteuner op de afdeling Zorgbemiddeling op de locatie Loevestein en vanaf april 2014 in de functie van Verzorgende 3 op de locatie Gulden Huis van zorginstelling Florence Gezondheid en Zorg. Een en ander is te zwaar voor [gedaagde] gebleken, waarna Florence in juni 2014 bij het ontbreken van geschikte functies voor [gedaagde] het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) heeft verzocht om toestemming tot ontslag. [gedaagde] heeft klachten, waaronder geheugenverlies, tintelingen in voeten en gezicht spasticiteit en wordt daardoor beperkt in haar dagelijks functioneren.

2.12.

[gedaagde] heeft de schadeverzekeraar van [eiseres], ASR Schadeverzekering N.V. (hierna: ASR), aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval bij brief van 15 februari 2012. ASR heeft de aansprakelijkheid van [eiseres] betwist.

3 Het geschil

3.1.

[gedaagde] vordert na vermeerdering van eis samengevat – voor recht te verklaren dat [eiseres] onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk is voor de geleden en te lijden schade van [gedaagde] als gevolg van het ongeval op 10 januari 2012. Verder vordert zij, naar de rechtbank begrijpt, bij wege van voorschot, veroordeling van [eiseres] tot vergoeding van de geleden materiële schade van € 9.796,64 en immateriële schade van € 6.200,–, de benoeming van een actuaris om de inkomensschade van [eiseres] te becijferen en veroordeling van [eiseres] tot vergoeding van de schade die [gedaagde] nog zal lijden, op te maken bij staat en in de kosten van deze procedure.

3.2.

Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] gehandeld in strijd met, naar de rechtbank begrijpt, artikel 17 lid 2 van het RVV 1990 (bestuurders moeten alvorens af te slaan een teken met hun richtingaanwijzer of met hun arm geven) door haar hand niet uit te steken toen zij de weg heeft willen oversteken en heeft zij voorts volgens [gedaagde] daardoor en door een onverwachte slingerende beweging naar links te maken een gevaarlijke situatie geschapen. Aldus heeft [eiseres] onrechtmatig jegens [gedaagde] gehandeld en is zij verplicht tot vergoeding van de schade die [gedaagde] als gevolg van haar fout heeft geleden.

3.3.

[eiseres] voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Het is blijkens de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting duidelijk dat het ongeval voor [gedaagde] ernstige gevolgen heeft: fysiek, geestelijk en financieel. Voor de beoordeling van de vorderingen van [gedaagde] zijn die gevolgen, hoezeer te betreuren en ingrijpend in het leven van [gedaagde], evenwel niet in de eerste plaats maatgevend. Aan de orde is of [eiseres] in strijd met het RVV 1990, althans met hetgeen naar maatstaven van zorgvuldigheid van haar als verkeersdeelnemer wordt gevergd, heeft gehandeld en aldus onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. De stelplicht- en bewijslast van de feitelijke gedragingen van [eiseres] die volgens [gedaagde] onrechtmatig zijn, rusten ingevolge de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op [gedaagde].

4.2.

Ter zitting zijn de hiervoor in 2.3 genoemde foto’s, situatieschets en schermafbeeldingen getoond. Het staat vast dat partijen, [eiseres] rijdend op een vouwfiets en [gedaagde] op een ‘elobike’, op 10 januari 2012 aan het einde van de dag op onbekende afstand van elkaar op het fietspad aan de rechterzijde van de Monseigneur Van Steelaan richting het NS-Station Voorburg reden, waarbij [gedaagde] voorafgaand aan het ongeval achter [eiseres] reed. Het fietspad is gescheiden van de Monseigneur Van Steelaan, afwisselend door brede stroken met beplanting en inhammen met parkeerplaatsen. Het fietspad heeft twee rijrichtingen die van elkaar gescheiden zijn met niet doorlopende strepen. Tevens staat vast dat [eiseres] voornemens is geweest om na het passeren van de Wilgendreef, een aan de rechterhand van het fietspad gelegen zijstraat van de Monseigneur Van Steelaan, links af te slaan. Dit om de Monseigneur Van Steelaan over te steken met als doel haar weg op het fietspad aan de overzijde van die laan te vervolgen. Vast staat ook dat [gedaagde] [eiseres] op de kruising met de Wilgendreef heeft willen passeren.

4.3.

Uit de enkele omstandigheid dat [gedaagde] bij het passeren van [eiseres] ten val is gekomen, volgt niet dat [eiseres] een verkeersovertreding heeft begaan of een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd.

4.4.

Als onweersproken staat vast dat [eiseres] haar hand niet naar links heeft uitgestoken. Er zijn echter geen feitelijke aanknopingspunten waaruit volgt dat [eiseres] daartoe reeds vlak voor het moment waarop [gedaagde] ten val kwam gehouden was. Het verwijt van [gedaagde] dat [eiseres] een verkeersovertreding heeft begaan door te verzuimen haar hand naar links uit te steken, treft derhalve geen doel. De omstandigheid dat [eiseres] heeft omgekeken, doet hier niet aan af. Omkijken pleegt immers plaats te vinden juist met het doel óf een hand kan worden uitgestoken ter duiding van de richting waarin vervolgens wordt afgeslagen en duidt als zodanig op naleving van het RVV 1990.

4.5.

Niet staat vast dat [eiseres], zoals [gedaagde] stelt en [eiseres] bestrijdt, een onverwachte slingerende beweging naar links heeft gemaakt. Dit blijkt uit niets. [eiseres] heeft op de dag van het ongeval ten overstaan van de politie niet méér verklaard dan dat zij geschrokken is, een sturende beweging heeft gemaakt en slingerde en dat partijen elkaar met de mouw of arm hebben geraakt. De opmerkingen van de verbalisant in het proces-verbaal van 3 april 2012 dat niet ondenkbeeldig is dat [eiseres] bij het achterom en linkskijkend ingestuurd heeft naar links of een lichte stuurbeweging naar links heeft gemaakt, betreffen vermoedens. De politie heeft het ongeval zelf niet gezien. Bovendien laat de verbalisant in het midden of [eiseres] naar links heeft ingestuurd, dan wel een lichte stuurbeweging naar links heeft gemaakt. Anders dan [gedaagde] lijkt te menen, kan er op basis van het proces-verbaal van 3 april 2012 derhalve niet van worden uitgegaan dat [eiseres] naar links heeft ingestuurd en om die reden [gedaagde] heeft gehinderd. Overigens staat volgens de verbalisant niet vast dat partijen elkaar hebben geraakt. Indien er als vaststaand van wordt uitgegaan dat er enige beweging is geweest van [eiseres], mogelijk naar links, of dat sprake is geweest van een aanraking tussen partijen, rechtvaardigen die omstandigheden niet de conclusie dat zij onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. Uit niets blijkt dat [eiseres] een zodanig sturende beweging naar links heeft gemaakt of geslingerd heeft op een wijze dat zij daarmee [gedaagde] bij het passeren gehinderd heeft of anderszins een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd op het moment dat [gedaagde] haar wilde passeren. De rechtbank acht voorts van belang dat de kruising van de Monseigneur Van Steelaan en het naastgelegen fietspad met de Wilgendreef een grote kruising is. De Monseigneur Van Steelaan is een zeer brede laan, waarvan de rijrichtingen worden gescheiden door een groenstrook waarop twee trambanen zijn gelegen. De Wilgendreef, die uitkomt op de Monseigneur Van Steelaan, is een weg met verkeer in twee richtingen, waarvan de rijrichtingen ter hoogte van de kruising met de Monseigneur Van Steelaan zijn gescheiden door middel van een breed uitlopende ‘middengeleider’ met een zebrapad aan weerszijden van die vluchtheuvel. [gedaagde] heeft, gezien de kruising, rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de fietser vóór haar links af zou slaan. Verder acht de rechtbank van belang dat de fiets van [gedaagde] voorzien was van trapondersteuning, waarmee zij zich sneller kan verplaatsen dan met een gewone fiets. Gelet op die snelheid was het aan [gedaagde], ook indien ervan wordt uitgegaan, zoals [gedaagde] stelt, dat die fiets ten tijde van het ongeval vier jaar oud was en minder snel dan de ‘elobikes’ die thans op de markt worden gebracht, om voorzichtigheid te betrachten omdat [eiseres] haar mogelijk niet met die snelheid achter zich verwachtte. Gelet op de oplettendheid die ook van [gedaagde] mocht worden verwacht op de kruising en als bestuurster van een ‘elobike’ kan evenmin worden geconcludeerd dat [eiseres] onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. Net zo goed als [eiseres] schrok van de fietser naast haar, kan ook [gedaagde] geschrokken zijn van het omkijken en de beweging van [eiseres]. Mogelijk ook heeft [gedaagde] [eiseres] voordien in het geheel niet gezien. De rechtbank is al met al van oordeel dat hier sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden die helaas tot de val van [gedaagde] en ernstig letsel heeft geleid.

4.6.

De rechtbank acht niet van belang, anders dan [gedaagde], dat de Verkeersongevallendienst niet ter plaatse is geweest en, zoals [gedaagde] stelt, de toedracht voor de politie duidelijk is geweest. Het Openbaar Ministerie is tot vervolging overgegaan. [gedaagde] is vrijgesproken. De strafbare feiten die [gedaagde] ten laste zijn gelegd, zijn derhalve niet bewezen geacht. Hiervoor in 4.5 is de rechtbank uitgaande van de verklaring van [eiseres] op de dag van het ongeval ten overstaan van de politie en de opmerkingen van de verbalisant in het proces-verbaal van 3 april 2012 tot het oordeel gekomen dat geen sprake is van onrechtmatig handelen van [eiseres] jegens [gedaagde]. Hoe de politie in het algemeen pleegt om te gaan met het vaststellen van de toedracht van een ongeval zegt mede gelet hierop niets over de toedracht in dit concrete geval. Het bewijsaanbod van [gedaagde] om de verbalisanten die het proces-verbaal van 3 april 2012 hebben opgemaakt als getuigen/deskundigen te horen, passeert de rechtbank om voormelde redenen als niet ter zake dienend.

4.7.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de door [gedaagde] gestelde feitelijke gedragingen van [eiseres] niet zijn komen vast te staan en, voor zover zij als vaststaand worden aangenomen, die gedragingen niet tot aansprakelijkheid van [eiseres] jegens [gedaagde] leiden. De vorderingen van [gedaagde] zullen derhalve worden afgewezen.

4.8.

[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] gevallen. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 1.892,– (aan griffierecht) en € 904,– (aan salaris advocaat, tarief II x 2 punten, waarbij de rechtbank de incidentele conclusie tot verwijzing en de conclusie van antwoord als 1 punt heeft gerekend), derhalve in totaal € 2.796,–, een en ander te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over die nakosten zoals in het dictum vermeld.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres], tot op heden begroot op € 2.796,–, te vermeerderen met de nakosten van € 131,– zonder betekening en

€ 199,– in geval van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,

5.3.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2015.1

1type: 1772

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey