Rb, deelgeschil: verzekeraar mag gezien stadium schadeafhandeling geen medische expertise meer verlangen

Samenvatting:

Ongeval 2006, onderhoudsmedewerker. De rechtbank oordeelt dat de verzekeraar, gelet op het stadium van de schadeafhandeling en het overleg dat heeft plaatsgevonden tussen het door de verzekeraar ingeschakelde bureau en de advocaat van benadeelde in redelijkheid niet meer een medische expertise verlangen om het causaal verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten vast te stellen. In maart 2007 hadden partijen in gezamenlijk overleg een arbeidsdeskundige ingeschakeld om de re-integratiemogelijkheden van benadeelde te onderzoeken. Tot november 2009 heeft het bureau een voorbehoud gemaakt t.a.v. het causaal verband; in 2010 laat verzekeraar dit voorbehoud achterwege en meldt dat medisch adviseur geen behoefte heeft aan medische expertise. (…vervolg).

Vervolg samenvatting:

De rechtbank oordeelt dat indien verzekeraar van mening was dat de hoogte van het uiteindelijke schadebedrag relevant was voor de noodzaak van een expertise, had zij dit standpunt in een (veel) eerder stadium van de schadeafhandeling duidelijk kenbaar moeten maken.

Kosten deelgeschil: € 3.105,00, uurtarief € 230,- (gevorderd: € 4.567,32, uurtarief € 275,-)      

Volledige uitspraak:

LJN: BY1146, Rechtbank Utrecht , 325434 / HA RK 12-294

 

Datum uitspraak:

03-10-2012

Datum publicatie:

24-10-2012

Rechtsgebied:

Civiel overig

Soort procedure:

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie:

Deelgeschil. In de gegeven omstandigheden kan de verzekeraar niet meer in redelijkheid een medische expertise verlangen.

Vindplaats(en):

Rechtspraak.nl

 

Uitspraak

 

beschikking

RECHTBANK UTRECHT

Sector handel en kanton

Handelskamer

zaaknummer / rekestnummer: 325434 / HA RK 12-294

Beschikking van 3 oktober 2012

in de zaak van

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

verzoeker,

advocaat mr. J.I. van der Winden,

tegen

de naamloze vennootschap

ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,

gevestigd te Utrecht,

verweerster,

advocaat mr. H. van Katwijk.

1.  De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  het verzoekschrift,

  het verweerschrift,

  de mondelinge behandeling.

2.  De feiten

2.1.  [verzoeker] is op 29 maart 2006 als bestuurder van een personenauto betrokken geweest bij een verkeersongeval (een zogenaamde achteropaanrijding). ASR heeft, in haar hoedanigheid van WAM-verzekeraar van de andere betrokken automobilist, de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.

 

2.2.  ASR heeft de behandeling van het schadedossier overgedragen aan GRM Expertises (hierna: GRM). In de periode 28 december 2007 tot en met 11 april 2011 heeft mr. [A], werkzaam bij GRM, het dossier van [verzoeker] behandeld. Met ingang van 12 mei 2011is het dossier overgenomen door [B], eveneens werkzaam bij GRM.

 

2.3.  In maart 2007 hebben partijen in gezamenlijk overleg Arbeidskundig Bureau Radar B.V. (hierna: Radar) ingeschakeld om de re-integratiemogelijkheden van [verzoeker] bij zijn werkgever te onderzoeken. Mevrouw [C], arbeidsdeskundige bij Radar heeft deze opdracht uitgevoerd. Over de voortgang van de re-integratie heeft zij aan [verzoeker] en aan ASR gerapporteerd op 5 juni 2007, 24 augustus 2007, 16 november 2007, 9 januari 2008, 14 april 2008, 4 juni 2008 en 30 juni 2008. In haar rapportage van 18 juni 2007 geeft [C] de volgende beschrijving van de werksituatie van [verzoeker]:

 

“De werkzaamheden zijn over het algemeen fysiek zwaar en met name been-, voet-, rug-, arm-, nek- en schouderbelastend. Lang staan en (trap-)lopen komen de hele dag voor. Wij zagen dat er betrekkelijk zware gereedschappen worden gebruikt om verbindingen te maken en los te krijgen (demonteren, monteren), waar ook kracht voor nodig is. Daarnaast valt op dat soms in vreemde houdingen gewerkt moet worden (in een kuil onder de trein) en dat veel werk schouder/armbelastend is (bovenhands werken of ver van het lichaam af werken met gereedschap). Ook komen klimmen (in de trein of in/uit de werkput), dragen/tillen (interieuronderdelen, deuren) en gehurkt/gebukt werken voor.

 In de meeste gevallen is er bij de reparaties sprake van een behoorlijke tijdsdruk.

 Op de plaatsen waar het kan (hoge hal) zijn kranen om zeer zware onderedelen, zoals motorblokken en assen met wielen te verplaatsen”

 

2.4.  [D], arts voor arbeid & gezondheid-verzekering, medisch adviseur van ASR heeft op 10 juli 2009 als volgt gerapporteerd:

 “(…)

Hoe het ook zij, lichamelijk gezien blijven de conclusies waartoe ik eerder kwam staan. Kort samengevat: er is sprake van aspecifieke tendomyogene pijnklachten zonder herkenbaar onderliggend schadesubstraat en zonder functionele stoornissen in engere zin. Dergelijke klachten verzetten zich niets tegen een tijdgestuurde (en niet klachtengerichte) activering en een hervatting van het gebruikelijke activiteiten- en functioneringsniveau volgens de principes van ‘graded activity’ met ten hoogste vermijding van duidelijke bovengemiddelde belasting van nek en schouders

 (…)”

Zijn advies van 4 februari 2010 luidt:

“(…)

De aanvullende ontvangen informatie behelst geen nieuwe feiten, Ik kan derhalve niet anders dan mijn eerdere (voorlopige) conclusies handhaven. Wel moet worden benadrukt dat er hoe dan ook geen harde aanwijzingen zijn voor een relevante pre-existentie c.q. een andere oorzaak dan het ongeval. Daarmee zij echter niet gezegd dat er niet ook andere omstandigheden een rol gespeeld kunnen hebben zoals bijvoorbeeld psychische klachten post of propter een reorganisatie op het werk… of dat de beleefde beperkingen reële beperkingen zijn.

 

Eerder gaf ik aan ‘slechts’ beperkingen te kunnen duiden/rechtvaardigen ten aanzien van een bovengemiddelde belasting van nek en schouders. Dat ben ik nog steeds van oordeel. Of de in dat verband in het belastbaarheidspatroon in het advies van 13 december 2006 nader geconcretiseerde beperkingen/resterende mogelijkheden arbeidsongeschiktheid van het oorspronkelijke maatgevende werk aannemelijk maken, kan ik niet beoordelen. Dat is immers afhankelijk van de feitelijke belasting en omstandigheden van dat werk en de bestaande mogelijkheden tot afwisseling c.q. dosering, aanpassing etc… en derhalve een arbeidsdeskundige aangelegenheid (aan de hand van een vergelijking met het belastbaarheidspatroon dat ik opstelde).

 (…)

Aan afsluitend expertise onderzoek voel ik onder de gegeven (en beschreven) omstandigheden nog steeds geen grote behoefte”.

 

2.5.  In het kader van de schadebehandeling heeft Gooren het volgende geschreven aan (de advocaat van) [verzoeker]:

 

1. Een brief van 29 april 2008:

“(…)

De beschikbare medische informatie zal ik doorleiden aan de medisch adviseur van mijn opdrachtgeefster. De ontbrekende medische informatie wacht ik af.

 

(…)

Mevrouw [C] vertelde mij dat uw cliënt het niet meer haalbaar acht om weer volledig in zijn eigen werk terug te keren en ook mevrouw [C] zou hierover weinig hoopvol zijn gestemd.

 (…)”

2. Een brief van 3 juni 2008

“(…)

Mevrouw [C] vertelde dat (volledige) hervatting van het eigen werk niet meer als reëel en haalbaar doel kan worden gesteld. Onderzocht zal worden of er binnen NedTrain of bij de NS in ruimere zin, passende functies voorhanden zijn.

 (…)

In ieder geval zal de bedrijfsarts binnenkort een FML opstellen, zodat het niet nodig is om hiervoor, zoals door u voorgesteld, een onafhankelijk verzekeringsgeneeskundige in te schakelen.

 Of mijn opdrachtgeefster vervolgens bereid is om het door de bedrijfsarts opgestelde belastbaarheidprofiel als uitgangspunt te hanteren bij de verdere schaderegeling of dat het nodig is hiertoe (tevens) een medische expertise te verrichten, is een vraag die ik zal voorleggen aan (de medisch adviseur van) mijn opdrachtgeefster. Ik zal dit doen zodra alle medische informatie compleet is en ook het belastbaarheidprofiel van de bedrijfsarts voorhanden is.

 (…)

3. Een brief van 10 juni 2008:

“De ontbrekende medische informatie zie ik nog graag tegemoet. Wilt u tevens na medio juni 2008 recente informatie (inclusief FML) opvragen bij de bedrijfsarts?

 (…)”

4. Een brief van 19 november 2008:

“(…)

Ik ga er vanuit dat de medische informatie thans (redelijk) compleet is, zodat ik de medisch adviseur van mijn opdrachtgeefster opnieuw om advies zal vragen.

 

Alvorens verder richting kan worden gegeven aan het schadetraject, denk ik dat het van belang is om eerst meer duidelijkheid te krijgen over wat nu precies de ongevalgevolgen zijn. Ik sluit niet uit dat de medisch adviseur van mijn opdrachtgeefster zal willen aansturen op een medische beoordeling, enerzijds om de causale relatie tussen het ongeval en de (huidige) klachten vast te stellen, anderzijds om vast te stellen in welke mate de belastbaarheid van uw cliënt is afgenomen als gevolg van het ongeval.

 

Daarna zal moeten worden gekeken in hoeverre een en ander van invloed is op de capaciteit tot het verrichten van loonvormende arbeid.

 (…)

zodra ik beschik over een advies van de medisch adviseur kom ik bij u op de zaak terug en kan in goed overleg het verdere te voeren beleid worden bepaald.

 (…)”

5. Een brief van 17 december 2008:

“(…)

De medisch adviseur van mijn opdrachtgeefster geeft aan dat hij graag geïnformeerd zou willen worden over het al dan niet voorkomen van nekklachten voor 29-03-2006 en het al dan niet voorkomen van andere onverklaarde lichamelijke klachten en/of psychische bezwaren, voorafgaand aan het ongeval.

 (…)

Na ontvangst van medische informatie over de medische voorgeschiedenis, kan eventueel besloten worden tot het verrichten van een afsluitende expertise, waarbij het in eerste instantie zal gaan om een neurologisch onderzoek,

 (…).”

6. Een brief van 23 februari 2009:

“(…)

Onlangs ontving ik de voortgangsrapportage van mevrouw [C] d.d. 29-01-2009.

Uit de rapportage blijkt dat het loopbaantraject via het loopbaancentrum van NedTrain/NS ruim een half jaar geleden van start is gegaan en dat er tot op heden helaas weinig schot/vooruitgang in zit. (…)

 Afgesproken is dat uw cliënt vooral de externe arbeidsmarkt met hulp van zijn werkgever nog intensiever gaat bewerken (…).

 

Daarna zal moeten worden gekeken in hoeverre een en ander van invloed is op de capaciteit tot het verrichten van loonvormende arbeid.

 

Met uw voorstel om een arbeidsdeskundige in te schakelen teneinde onderzoek te doen naar de carrièremogelijkheden van uw cliënt het ongeval weggedacht, kan ik vooralsnog dan ook niet instemmen (…) ”

 

7. Een brief van 25 mei 2009:

“(…)

Mevrouw [C] had mij inderdaad ook al nader geïnformeerd over de sollicitatie van uw cliënt bij technisch installatiebedrijf GSU in Houten. (…) De functie zou qua fysieke belasting minder belastend zijn dan de huidige functie van onderhoudsmonteur bij NedTrain.

 (…)

Mevrouw [C] vertelde mij verder dat de onderhandelingen over het salaris en de secundaire arbeidsvoorwaarden nog gaande zijn. Voorts gaf mevrouw [C] aan dat uw cliënt zijn beperkingen niet zelf ter sprake heeft gebracht en dat het bedrijf er niet naar heeft gevraagd. Van U begreep ik dat uw cliënt op uitdrukkelijk advies van het loopbaancentrum van NedTrain hier geen melding van heeft gemaakt

 (…)

U vroeg mij met mijn opdrachtgeefster te bespreken of zij bereid is het verlies aan verdienvermogen voor vergoeding in aanmerking te nemen. Ik heb aangegeven dat ik hier vooralsnog geen harde uitspraken over kan doen, aangezien er nog geen overeenstemming bestaat over de ongevals gerelateerde beperkingen en de belastbaarheid (…). Uw cliënt heeft er geen bezwaar tegen dat bij de huisarts medische informatie wordt opgevraagd over de medische voorgeschiedenis.

 

(…)

Alhoewel er nog geen duidelijkheid bestaat over de medische uitgangspunten heb ik u laten weten dat uw cliënt er naar mijn mening wel goed aan doet om de sollicitatie bij GBU voort te zetten, in de hoop dat een en ander uiteindelijk resulteert in een baan. Voorts heb ik u laten weten dat ik met mijn opdrachtgeefster wil bespreken om het verlies aan verdienvermogen in ieder geval voorlopig voor vergoeding in aanmerking te nemen

 (…)

Voorts verzoek ik u het ertoe te leiden dat een afschrift van het gehele patiëntenjournaal van de huisarts (inclusief afschrift van alle ontvangen relevante specialistische en paramedische correspondentie) op korte termijn beschikbaar komt, waarna vervolgens kan worden toegewerkt naar een neurologische expertise.

 (…).”

8. Een brief van 20 november 2009:

“(…)

Voor wat betreft het verlies aan verdienvermogen heeft u een opzet gemaakt van het carrièreverloop dat uw cliënt zonder ongeval bij Nedtrain zou hebben doorlopen. U vraagt mij of dit overzicht kan dienen als uitgangspunt voor de berekening van het verlies aan verdienvermogen in de toekomst.

 

(…)

Als mijn opdrachtgeefster in het kader van de schaderegeling bereid is als uitgangspunt te nemen dat uw cliënt als gevolg van het ongeval niet meer in staat is om zijn oorspronkelijke werkzaamheden als onderhoudsmonteur van treinen te verrichten – ik zal dit met haar bespreken – dan kan ik mij in grote lijnen wel vinden in uw uitgangspunten, echter wel op voorwaarde dat deze zijn gebaseerd op concreet verkregen informatie van NedTrain en ook als zodanig kunnen worden bevestigd en onderbouwd door NedTrain. Nadat overeenstemming is bereikt over de uitgangspunten kunnen wij het verlies aan verdienvermogen concreet laten berekenen door bijvoorbeeld het NRL.

 (…)”

9. Een brief van 15 februari 2010:

“(…)

Onlangs mocht ik een aanvullend advies ontvangen van de medisch adviseur van mijn opdrachtgeefster. Een kopie van dit advies, gedateerd 04-02-2010, treft u hierbij aan, ter attentie van uw medisch adviseur.

 De aanvullend ontvangen medische informatie levert geen (harde) aanwijzingen op voor relevante pre-existentie c.q. een andere oorzaak dan het ongeval. De medisch adviseur geeft aan beperkingen te kunnen duiden/rechtvaardigen ten aanzien van een bovengemiddelde belasting van nek en schouders. Aan een afsluitend expertise onderzoek heeft de medisch adviseur geen grote behoefte.

 

Op basis van alle ons ten dienste staande gegevens, kunnen wij er denk ik wel van uitgaan dat uw cliënt als gevolg van het ongeval niet meer als monteur van treinen kan werken.

 

Uw cliënt heeft gelukkig een andere – fysiek minder belastende – baan gevonden als servicemonteur en ik ga ervan uit dat uw cliënt in staat zal zijn deze werkzaamheden duurzaam te blijven verrichten gedurende de rest van zijn arbeidzame leven.

 

Ik stel dan ook voor om thans een berekening van het verlies aan verdienvermogen te laten maken door een rekenkundig bureau, waarbij mijn voorkeur uitgaat naar mevrouw [D] van het NRL in St. Oedenrode

 (…)

Wat mij betreft kunt u een conceptbrief aan het NRL opstellen. Naar aanleiding daarvan kunnen wij desgewenst nog mondeling overleg plegen over de uitgangspunten.

 (…).”

10. Een e-mail van 28 juli 2010:

“(…)

Ik kan mij grote lijnen vinden in de conceptbrief aan het NRL. Ik verzoek u de volgende wijzigingen/aanpassingen door te voeren:

 (…)

11. Een brief van 11 april 2011:

(…)

Op de inmiddels definitief verzonden brief aan het NRL heb ik echter geen op- of aanmerkingen, zodat de nieuwe berekening thans kan worden afgewacht.

 (…).”

2.6.  Het Nederlands Rekencentrum Letselschade (NRL) heeft op 21 september 2010 en op 14 april 2011 in gezamenlijke opdracht van GRM ([A]) en [verzoeker] een berekening gemaakt ter benadering van het verlies arbeidsvermogen van [verzoeker]. Onder het kopje “Toelichting op de berekening” vermeldt het rapport van 14 april 2011:

 “(…)

1.3 Na het ongeval

De heer [verzoeker] heeft zijn werk als fulltime onderhoudsmonteur van treinen bij de onderhoudsdienst van NedTrain BV wegens de door het verkeersongeval opgetreden lichamelijke klachten dienen te staken (…)

 Sinds 01-08-2008 is de heer [verzoeker] fulltime servicemonteur bij GSU te Houten werkzaam. (…) Conform de opdracht van de opdrachtgevers wordt er in de berekening van uitgegaan dat de heer [verzoeker] in de toekomst als servicemonteur bij GSU werkzaam blijft. (…)”

 Het rapport van 14 april 2011 van het NRL vermeldt een totaalbedrag van € 255.711,00 aan verlies aan verdienvermogen.

 

3.  Het verzoek en het verweer.

3.1.  [verzoeker] verzoekt dat de rechtbank voor recht verklaart dat de rapporten van de arbeidsdeskundige [C], alsmede de uitgangspunten die daarin zijn verwoord bindend zijn tussen partijen en dat de punten waarop overeenstemming is bereikt tussen de medisch adviseurs van partijen bindend zijn tussen partijen en dat de rechtbank bepaalt dat de rekenkundige rapportages van het NRL voor partijen het uitgangspunt voor de onderhandelingen over het verlies aan verdienvermogen dienen te vormen. Voorts verzoekt [verzoeker] dat ASR wordt veroordeeld in de kosten van dit deelgeschil.

 

3.2.  [verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat ASR in 2007 GRM Expertises heeft ingeschakeld om de zaak te regelen. [A] van GRM is jarenlang de door ASR aangewezen persoon geweest die gemachtigd was om het dossier van [verzoeker] af te wikkelen en daarover beslissingen te nemen. Voor zover er een voorbehoud bestond ten aanzien van de regelingsbevoegdheid [A] heeft zij aan [verzoeker] meegedeeld dat zij over die specifieke onderwerpen ruggespraak moest houden met ASR. Volgens [verzoeker] heeft [A] gaandeweg het traject ingestemd met bepaalde beslissingen die onomkeerbaar waren, zoals de beslissing om bij een andere werkgever te gaan solliciteren en het accepteren van een baan bij een nieuwe werkgever. Deze instemming was volgens [verzoeker] gebaseerd op de adviezen van de door partijen ingeschakelde en door ASR bekostigde arbeidsdeskundige [C]. [verzoeker] stelt dat [A] bevoegd was om te beslissen, dan wel dat zij bij hem de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat zij daartoe bevoegd was, zodat ASR gebonden is aan de door [A] genomen beslissingen. Volgens [verzoeker] heeft ASR geen klemmende bezwaren aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de uitgangspunten zoals geschetst door de arbeidsdeskundige, de medisch adviseurs en het NRL niet langer hoeven te worden gevolgd. In de gegeven omstandigheden heeft ASR het recht verwerkt om nog terug te komen op reeds genomen beslissingen c.q zich daar niet aan gebonden te achten.

 

3.3.  ASR stelt dat niet vaststaat dat als gevolg van het ongeval sprake was van klachten en beperkingen die (blijvend) in de weg zouden staan aan het verrichten van werkzaamheden zoals [verzoeker] die voor het ongeval verrichtte. Volgens ASR is, ondanks het feit dat de medisch adviseur steeds naar voren heeft gebracht dat een onafhankelijk onderzoek noodzakelijk is naar het causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [verzoeker], eerst onderzocht of op een of andere wijze een financiële oplossing zou kunnen worden bereikt zonder dat een dergelijk onderzoek werd verricht. Daarbij speelden de kosten die een medisch onderzoek met zich brengt mede een rol. ASR stelt dat, nu partijen op het financiële vlak geen overeenstemming hebben kunnen bereiken een medisch onderzoek, het grote financiële belang in aanmerking genomen, wel gerechtvaardigd is. Volgens ASR lijdt [verzoeker] geen nadeel, aangezien de beslissing om van werkkring te veranderen door hem is genomen in een fase dat volstrekt helder was dat ASR nader medisch onderzoek wilde en in ieder geval nog nadere completering van het dossier noodzakelijk achtte. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst ASR naar de adviezen van Nelemans en de correspondentie tussen [A], en de (advocaat van) [verzoeker].

 

3.4.  ASR betoogt dat zij [C] heeft ingeschakeld om het re-integratie traject te begeleiden, maar dat zij niet is gebonden aan de adviezen die [C] in dit kader heeft verstrekt. Dit zou volgens ASR slechts anders zijn indien tevoren tussen partijen was overeengekomen dat bindend advies aan [C] zou zijn gevraagd. Dit nog daargelaten dat de adviezen van [C] slechts zijn gebaseerd op mededelingen van [verzoeker] en de conclusie van [C] dat [verzoeker] niet langer geschikt was voor zijn eigen werk niet is gebaseerd op onafhankelijk medisch onderzoek.

 

3.5.  Volgens ASR is het verzoek onterecht en onnodig ingediend, zodat er voor de begroting van de kosten van het deelgeschil geen grond is. Subsidiair stelt ASR dat de kosten dienen te worden gematigd, zowel wat betreft de bestede tijd als wat betreft het uurtarief.

 

4.  De beoordeling

4.1.  De rechtbank overweegt als volgt. ASR heeft, met instemming van [verzoeker], aan [C] de opdracht verstrekt [verzoeker] arbeidskundig te begeleiden, met als doel re-integratie. [C] is op basis van door haar verricht arbeidskundig onderzoek ervan uitgegaan dat [verzoeker] vanwege zijn beperkingen niet meer in staat was het zware werk bij NedTrain te verrichten. Uiteindelijk heeft de re-integratie geresulteerd in opzegging door de [verzoeker] van zijn baan bij Nedtrain en in diensttreden tegen een lagere beloning bij GSU.

 

4.2.   Het verzoek om voor recht te verklaren dat de rapporten van [C] bindend zijn tussen partijen is te algemeen gesteld en kan als zodanig niet worden toegewezen. Het betoog van ASR dat deze rapporten niet kunnen worden aangemerkt als bindend advies treft in zoverre doel.

 

4.3.  Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of er, gelet op het stadium waarin de afwikkeling van de schade zich thans bevindt, gronden zijn om een (medische) expertise te verrichten naar het causaal verband tussen de door [verzoeker] genoemde klachten en het ongeval en te onderzoeken of [verzoeker] vanwege de (als gevolg van het ongeval ontstane) gezondheidsklachten niet meer in staat was zijn werkzaamheden bij Nedtrain te verrichten.

 

4.4.  Het standpunt van ASR dat het arbeidskundig onderzoek van [C] niet gelijkgesteld kan worden aan een medische expertise naar het causaal verband tussen het ongeval en de door [verzoeker] ervaren klachten is op zichzelf juist. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de gang van zaken en het overleg dat heeft plaatsgevonden tussen [A] en de advocaat van [verzoeker], ASR thans niet meer in redelijkheid een medische expertise kan verlangen. Aan dit oordeel ligt het volgende ten grondslag.

 

4.5.  ASR heeft de schadebehandeling van [verzoeker] overgelaten aan GSM, die [A] deze opdracht heeft verstrekt. Onder deze omstandigheden kon [verzoeker] er redelijkerwijs op vertrouwen dat ASR – voor zover [A] daarover geen voorbehoud maakte – instemde met de door [A] gekozen koers voor de afwikkeling van de schade.

 

4.6.   Uit de hiervoor in 2.5 aangehaalde gedeelten uit de briev[A] aan (de advocaat van) [verzoeker], blijkt het volgende. Naar aanleiding van de rapportage van [C] – waarin deze meldt dat hervatting van het eigen werk niet meer als reëel en haalbaar doel kan worden gesteld – heeft [A] er in haar brief van 3 juni 2008 (2.5 nr. 2) op gewezen dat er mogelijk een medische expertise plaats dient te vinden. In deze brief houdt zij echter ook de mogelijkheid open dat ASR akkoord gaat met het door de bedrijfsarts van NedTrain opgestelde belastbaarheidsprofiel en de op basis daarvan door de bedrijfsarts op te stellen Functionele Mogelijkheden lijst (FML). [A] zal dit met ASR overleggen. In de brief van 19 november 2008 (2.5 nr. 4) deelt [A] mee dat het van belang is meer duidelijkheid te krijgen over wat precies de ongevalsgevolgen zijn, waarbij zij niet uitsluit dat de medisch adviseur zal willen aansturen op een medische beoordeling. De aanvullende medische informatie waar [A] in de brief van 17 december 2008 (2.5 nr. 5) om verzoekt heeft als doel de medisch deskundige van ASR in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of vóór de datum van het ongeval reeds nekklachten voor kwamen of dat sprake was van andere onverklaarde klachten. Nadat [verzoeker] de weg is ingeslagen om te gaan solliciteren bij GSU, brengt [A] in de brief van 25 mei 2009 (2.5 nr. 7) – naar aanleiding van de vraag van [verzoeker] over bereidheid van ASR om het inkomensverlies te vergoeden – naar voren dat er nog geen overeenstemming bestaat over de ongevalgerelateerde beperkingen en de belastbaarheid. In deze brief verzoekt zij om afgifte van het gehele patiëntenjournaal van de huisarts, “waarna kan worden toegewerkt naar een neurologische expertise”. In de daarop volgende brief van 20 november 2009 (2.5 nr. 8) geeft [A] aan zich in grote lijnen te kunnen vinden in de opzet die de advocaat van de [verzoeker] heeft gemaakt van zijn carrière verloop zonder onderval bij Nedtrain, maar ook in deze brief maakt [A] een voorbehoud dat ASR het uitgangspunt aanvaardt dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval niet meer in staat is zijn werkzaamheden als onderhoudsmonteur van treinen te verrichten. [A] geeft wederom aan dit met ASR te zullen bespreken. Tot 20 november 2009 heeft [A] dus een voorbehoud gemaakt wat betreft het causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [verzoeker] dan wel voor wat betreft de vraag of [verzoeker] met de bij hem bestaande klachten in staat is zijn onderhoudswerkzaamheden bij NedTrain te verrichten. Zij deelt ook herhaaldelijk mee dat zij dit punt bij (de medisch adviseur van) ASR aan de orde zal stellen.

 

4.7.  In haar brief van 15 februari 2010 (2.5 nr. 9) laat [A] dit voorbehoud echter achterwege en deelt zij mee dat het advies van de medisch adviseur van ASR inhoudt dat er geen aanwijzingen zijn voor een andere oorzaak van de klachten voor het ongeval en dat de medisch adviseur beperkingen duidt ten aanzien van een bovengemiddelde belasting van nek en schouders en dat de medisch adviseur “geen grote behoefte” heeft aan een afsluitende expertise. Dit betreft het advies van Nelemans van 4 februari 2010 (zie 2.4). Op grond van de beschikbare informatie concludeert [A] in diezelfde brief – eveneens zonder voorbehoud – “dat er vanuit kan worden gegaan dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval niet meer als monteur van treinen kan werken”. Juist omdat [A] in haar eerdere correspondentie steeds, in afwachting van het standpunt van (de medisch adviseur van) ASR, een voorbehoud maakte en zij de mededelingen in de brief van 15 februari 2010 deed na raadpleging van deze adviseur, kon [verzoeker] er op grond van deze brief gerechtvaardigd op vertrouwen dat tussen hem en ASR geen verschil van mening bestond over het uitgangspunt dat hij als gevolg van het ongeval niet meer in staat was zijn werkzaamheden bij NedTrain te verrichten. Daar komt bij dat deze conclusie niet onbegrijpelijk is, nu de medisch adviseur beperkingen noemt ten aanzien van een bovengemiddelde belasting van nek en schouders. Het werk van onderhoudsmonteur bij NedTrain is, zoals blijkt uit de beschrijving van [C] (zie 2.3) juist op dit punt zwaar te noemen en het is bepaald niet denkbeeldig dat dit een bovengemiddelde belasting met zich brengt. Het feit dat de medisch adviseur aangeeft niet te kunnen beoordelen of deze beperkingen [verzoeker] arbeidsongeschikt maken voor zijn arbeid doet daar niet aan af. Zoals de medisch deskundige terecht naar voren brengt staat deze vraag ter beoordeling van een arbeidsdeskundige. [A] heeft haar conclusies echter gebaseerd op het medisch advies en de informatie van de arbeidsdeskundige [C] en het kennelijk niet noodzakelijk geacht een nader arbeidkundig advies te vragen

4.8.  Voor de veronderstelling dat partijen op het punt van ongeschiktheid van [verzoeker] voor zijn eigen werk overeenstemming hadden bereikt bestond voor [verzoeker] temeer aanleiding omdat [A] in diezelfde brief van 15 februari 2010 voorstelt het NRL een berekening te laten maken van het verlies aan verdienvermogen van [verzoeker]. Ook de daarop volgende correspondentie tussen [A] en de advocaat van [verzoeker] over de uitgangspunten van de aan het NRL voor te leggen vragen bevat geen aanwijzingen dat er bij ASR enige twijfel bestond over het bij de schadeberekening in aanmerking te nemen uitgangspunt dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval een andere, lager betaalde, functie heeft moeten aanvaarden. Zo blijkt uit de e-ma[A] van 28 juli 2010 en de brief van 11 april 2011 (2.5 10 en 11) dat zij na enige aanpassingen akkoord is met de vraagstelling aan het NRL. Vervolgens is het NRL, conform de opdracht van partijen, er bij haar berekening van uitgegaan dat [verzoeker] niet langer geschikt is voor zijn onderhoudswerkzaamheden bij NedTrain en voor de rest van zijn arbeidzame leven is aangewezen op het werk als servicemonteur bij GSU.

 

4.9.  Indien ASR van mening was dat de hoogte van het uiteindelijke schadebedrag relevant is voor de noodzaak de (medische) gevolgen van het ongeval door middel van een expertise vast te stellen, zoals zij thans stelt, had zij dit standpunt in een (veel) eerder stadium van de schadeafhandeling duidelijk kenbaar moeten maken. Uit de brieven van 25 mei 2009 en 20 november 2009 (2.5 7 en 8) [A] blijkt dat het verlies aan verdienvermogen toen reeds aan de orde is geweest, zodat [A] op dat moment inzicht kon hebben in de consequenties voor de hoogte van de schade. Het had op de weg [A] gelegen bovenvermeld standpunt van ASR reeds op dat moment duidelijk te verwoorden in plaats van het in algemene termen gemaakte voorbehoud dat zij een en ander met haar opdrachtgeefster diende te bespreken. In de gegeven omstandigheden kan ASR zich nadat het NRL haar rapportages heeft uitgebracht en het schadebedrag wegens verlies aan arbeidsvermogen bekend is geworden zich in redelijkheid niet meer beroepen op “andere inzichten” van opvolgend schadebehandelaar [B]. Voorts acht de rechtbank het in strijd met de redelijkheid dat ASR thans een andere interpretatie geeft aan het rapport van de medisch adviseur van 4 februari 2010 dan [A] in haar brief van 15 februari 2010 heeft gedaan. De verwijzing van ASR naar het feit dat [verzoeker] bij GSU als reden voor zijn verandering van baan heeft gegeven dat hij niet langer in ploegendienst wilde werken, kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin leiden tot de daar door ASR aan verbonden conclusie dat het causaal verband tussen het ongeval en de verandering van baan niet is aangetoond. Uit de brief [A] blijkt immers dat [verzoeker] in overleg met [C] de werkelijke reden voor zijn functiewisseling niet bij GSU kenbaar heeft gemaakt, juist om te bewerkstelligen dat hij ondanks zijn beperkingen bij deze werkgever in dienst kon treden.

 

4.10.  Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank het verzoek van [verzoeker] in zoverre toewijzen dat tussen partijen als uitgangspunt heeft te gelden dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval ongeschikt is om zijn werkzaamheden als onderhoudsmonteur bij NedTrain te verrichten en dat voor de berekening van het verlies aan verdienvermogen de rapportages van het NRL als uitgangspunt moeten worden genomen.

 

kosten deelgeschil

4.11.   Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat [verzoeker] de deelgeschilprocedure onnodig of onterecht heeft ingesteld. De in redelijkheid gemaakte kosten komen dan ook voor vergoeding in aanmerking.

 

4.12.  [verzoeker] heeft de kosten van het deelgeschil begroot op € 4.567,32 (een uurtarief van € 275,00 exclusief 6% kantoorkosten en exclusief BTW).

 

4.13.  Naar het oordeel van de rechtbank is de door de advocaat van [verzoeker] begrote tijdsbesteding van naar boven afgerond 13,5 uur voor het deelgeschil (inclusief de zitting) redelijk. Zoals [verzoeker] ter zitting heeft meegedeeld zijn voorafgaand aan het deelgeschil buitengerechtelijke kosten door ASR vergoed op basis van een uurtarief van € 230,00. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de behandeling van dit deelgeschil een daarvan afwijkend tarief te hanteren.

 

4.14.  Gelet op het voorgaande begroot de rechtbank de kosten van het deelgeschil op € 3.105,00 (13,5 x € 230,00 exclusief 6% kantoorkosten en exclusief BTW), te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 267,00 en veroordeelt ASR tot betaling daarvan aan [verzoeker].

   

5.  De beslissing

De rechtbank

5.1.  bepaalt dat tussen partijen als uitgangspunt heeft te gelden dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval ongeschikt is om zijn werkzaamheden als onderhoudsmonteur bij NedTrain te verrichten en dat voor de berekening van het verlies aan verdienvermogen de rapportages van het NRL als uitgangspunt moeten worden genomen,

 

5.2.  begroot de kosten van het deelgeschil op € 3.105,00 (exclusief 6% kantoorkosten en exclusief BTW) te vermeerderen met een bedrag van € 267,00 en veroordeelt ASR tot betaling van deze bedragen aan [verzoeker],

 

5.3.  wijst het meer of anders gevorderde af.

Deze beschikking is gegeven door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2012.

 

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey