Rb: whiplash, eisers moeten authentieke aanrijding bewijzen

Samenvatting:

Eisende partijen vorderen schadevergoeding wegens whiplashachtige klachten.
Tussen partijen is in geschil of sprake is geweest van een authentiek ongeval, dat
leidt tot aansprakelijkheid van verzekeringnemer en haar WAM-verzekeraar,
zoals eisers hebben betoogd, of dat het ongeval in scène is gezet, zoals verzekeraar en verzekeringnemer ASR en hebben betoogd. Bij deze stand van zaken is het aan eisers, als partij die zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept, op grond van artikel 150 Rv om te bewijzen dat zich een authentiek ongeval heeft voorgedaan. Volgt: bewijsopdracht aan eisers.

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Almelo

zaaknummer / rolnummer: C/08/214694 / HA ZA 18-97

Vonnis van 24 april 2019

in de zaak van

  1. [EISER 1].

wonende te Losser,

  1. [EISER 2],

wonende te Losser,

verder te noemen [EISER 1] en [EISER 2],

eisers in conventie,

verweerders in reconventie.

advocaat mr. Z.M. Alaca te Eindhoven.

tegen

  1. de naamloze vennootschap

ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,

gevestigd te Utrecht,

  1. [VERZEKERINGNEMER],

wonende te Enschede,

verder te noemen ASR en [VERZEKERINGNEMER],

gedaagden in conventie,

eiseressen in reconventie,

advocaat mr. H. van Katwijk te Ermelo.

  1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

– de dagvaarding van 20 februari 2018.

– de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,

– de conclusie van repliek in conventie en van anw oord in reconventie aan de zijde van

[EISER 2],

– de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie aan de zijde van

[EISER 1],

– de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie aan de zijde van ASR•

en [VERZEKERINGNEMER],

– de conclusie van dupliek in reconventie aan de zijde van [EISER 2] en [EISER 1],

– de akte uitlating productie aan de zijde van ASR en [VERZEKERINGNEMER].

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  1. De feiten

2.1. Op 31 maart 2017 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen een Peugeot met

kenteken 49-PB-VH en een Citroen Saxo met kenteken 05-XVG-1 op de Schukkingsweg in

Enschede (verder te noemen: het ongeval).

De Citroen Saxo was ten tijde van het ongeval op grond van de WAM verzekerd

bij ASR.

2.3. Bij brieven van 3 april 2017 (abusievelijk is in de brief die namens [EISER 1] is

verstuurd de datum 3 maart 2017 vermeld) heeft Letselschade Groep Nederland zowel ten

behoeve van [EISER 2] als ten behoeve van [EISER 1] ASR aansprakelijk gesteld voor de gevolgen

van het ongeval.

2.4. Op verzoek van ASR is een feitenonderzoek verricht. Onderdeel van dat onderzoek

was een bezoek aan [EISER 1] en een bezoek aan [EISER 2]. Daarnaast heeft ASR verklaringen

opgenomen van [VERZEKERINGNEMER] en [(EX)VRIEND]. Ook is een verklaring van de berger, die het voertuig

van [VERZEKERINGNEMER] heeft geborgen, opgenomen.

2.5. Uit het rapport van ASR d.d. 19 juni 2017 blijkt dat [EISER 1] onder meer het volgende

heeft verklaard over de toedracht van het ongeval (waarbij betrokkene [EISER 1] is):

“- Op de dag van het ongeval heefi betrokkene, in zijn Peugeot 307CC met kenteken 49-PBVH,

zijn vriend de heer M [EISER 2] van zijn huisadres opgehaald. (.) Op 31 maart 2017

spraken de twee af gezamenlijk uit te gaan.

– Betrokkene en de heer [EISER 2] waren onderweg naar Enschede. Betrokkene was

bestuurder van de auto, de heer [EISER 2] zat rechts naast hem. (..) Er waren verder geen

inzittenden in de auto.

– Betrokkene droeg de veiligheidsgordel, (…) Ook de heer [EISER 2] droeg zijn

veiligheidsgordel, (…).

– Omstreeks 21:00 uur reed betrokkene over de Schukkingsweg. Het was donker, er was

weinig tot geen verlichting aanwezig en het was glad. Op het moment dat betrokkene een

konijn of haas de weg over zag steken, drukte betrokkene vol de rem in. Vlak voor dat

moment reed betrokkene met een snelheid van ongeveer 55 km/h. Voordat betrokkene het

door had, klapte een auto achterop de auto van betrokkene.

– Na de aanrijding is betrokkene -na een kleine minuut in de auto te hebben gezeten uitgestapt

en naar de andere auto gelopen. Betrokkene zag in de auto een jonge vrouw

zitten. Betrokkene kende deze vrouw niet. Betrokkene zag dat de airbag van de jonge vrouw

was uitgeklapt. (…) Betrokkene heeft de jonge vrouw geholpen de auto te kunnen verlaten.

Samen hebben zij 15 minuten aan de kant van de weg gezeten waar zij de

aanrijdingsformulieren hebben ingevuld. Hulpdiensten zijn niet ter plaatse gekomen.

– Betrokkene weet niet meer welke auto achterop was gereden, alleen dat het een kleine auto

was. Betrokkene weet ook niet meer of de jonge vrouw kort achter de auto van de

betrokkene reed. De voorkant van de auto van de jonge vrouw was wel fors beschadigd.

– De achterkant van de auto van betrokkene is als gevolg van de aanrijding ingedeukt. (…).

– Betrokkene heeft uiteindelijk een vriend opgebeld om naar de plaats van het ongeval te

komen om betrokkene, de heer [EISER 2] en de auto van betrokkene op te komen halen. Tien

minuten na het telefoontje kwamen er drie mannen aan op de plaats van het ongeval. Een

van die mannen was de heer [bekende], een goede bekende van betrokkene. (…)

 

 

– Betrokkene en de heer [EISER 2] zijn samen met de heer [bekende] en nog een man naar

het ziekenhuis vertrokken. De overgebleven man is niet de auto van betrokkene naar huis

gegaan.

– Betrokkene heeft geen foto’s gemaakt van de ontstane schade. De telefoon van betrokkene

is bij de aanrijding kapot gegaan. (…).”

2.6. Uit het rapport van ASR van 19 juni 2017 blijkt dat [EISER 2] onder meer het

volgende heeft verklaard over de toedracht van het ongeval (waarbij betrokkene [EISER 2] is):

“- Op de dag van het ongeval kreeg betrokkene bezoek van zijn goede vriend, de heer [EISER 1].

(…)

– Op de dag van het ongeval spraken de twee af gezamenlijk uit te gaan. Betrokkene en de

heer [EISER 1] vertrokken omstreeks 21:00 uur vanaf het huisadres van betrokkene, Hofkamp 14.

De heer [EISER 1] nam plaats achter het stuur van zijn eigen auto, een zwarte Peugeot Cabrio.

Betrokkene nam plaats rechts voorin, naast de heer [EISER 1]. (…)

– Betrokkene droeg de veiligheidsgordel (.). Ook de heer [EISER 1] droeg zijn veiligheidsgordel

– Betrokkene kan zich niet goed meer herinneren wat er precies gebeurde. Betrokkene weet

ook niet meer waar het ongeval precies heeft plaatsgevonden. Het was donker, het regende

en het was glad. Het ongeval gebeurde niet zo heel erg lang nadat betrokkene en de heer

[EISER 1] vanaf het huisadres van betrokkene vertrokken. Betrokkene geeft aan dat de heer [EISER 1]

plotseling moest remmen waardoor de achterliggende auto achterop de auto van de heer

[EISER 1] klapte. In verband met het slechte zicht kon betrokkene niet goed waarnemen waarom

de heer [EISER 1] plotseling moest remmen. Betrokkene geeft aan dat hij denkt dat er iets voor de

auto langs zag springen. Betrokkene weet niet meer met welke snelheid de heer [EISER 1] vlak

voor dat moment reed. Betrokkene vermoedt dat er gereden werd met een snelheid van

ongeveer 50-60 km/h.

Na de aanrijding is betrokkene in de auto blijven zitten. (.).

– Omdat betrokkene in de auto is blijven zitten, heeft hij ook niet kunnen zien wie er in de

auto achter zat. Van de heer [EISER 1] heeft betrokkene begrepen dat er in die auto een jonge

vrouw van ongeveer 18, 19 jaar zat. De heer [EISER 1] is namelijk wel naar de auto van de jonge

vrouw gelopen om te kijken hoe het met de jonge vrouw ging. Van de heer [EISER 1] heeft

betrokkene ook gehoord dat de airbag was uitgeklapt.

– Betrokkene heeft ook niet gezien welke auto achterop de auto van de heer [EISER 1]. Ook de

kleur en het kenteken is voor betrokkene onbekend. Betrokkene heeft ook niet naar de

ontstane schade van de beide auto’s gekeken. (…)

– De vrienden van de heer [EISER 1] hebben uiteindelijk betrokkene geholpen om uit de auto te

komen. Afgesproken werd dat Said en een andere vriend van de heer [EISER 1], betrokkene en de

heer [EISER 1] naar het ziekenhuis zouden brengen. (…)

– Betrokkene heeft geen foto’s gemaakt van de ontstane schade: betrokkene zat namelijk in

de auto totdat hij eruit gehaald werd door de vrienden van de heer [EISER 1]. Voor zover

betrokkene weet, heeft ook de heer [EISER 1] geen foto’s kunnen maken van de schade. De heer

[EISER 1] heeft namelijk, op het moment dat hij met de hulpdiensten belde, zijn telefoon laten

vallen. (…)”

2.7. Op 21 juni 2017 heeft ASR een verklaring van [VERZEKERINGNEMER] opgenomen. Deze luidt

-voor zover van belang-:

“Op de avond van het ongeval had ik dansles tot 8 uur ‘s avonds. Daarna zijn wij, mijn

vriend de heer [(EX)VRIEND] en ik, naar vrienden in Glanerbrug gegaan. Omstreeks 10 uur

‘s avonds besloten wij om weg.te gaan en stapten wij in de auto.

 

 

Ik was de bestuurder van de Citroen Saxo met het kenteken 05-XVG-1. Deze auto stond op

mijn naam. Mijn vriend zat naast mij in de auto. (…).

Op de Schukkinkweg reden wij achter een compacte, zwarte Peugeot. De bestuurder van

deze Peugeot vertoonde normaal rijgedrag. Naar mijn mening hield ik voldoende afstand

tussen de Peugeot en mijn auto. Ik was zeker niet aan het bumperkleven. Op de

Schukkinkweg is de toegestane maximumsnelheid 60 km/h. De auto voor mij reed ongeveer

50 km/h. Ik zal dan ook rond de 50 km/h gereden hebben.

Op een gegeven moment drukte mijn voorganger vol op de rem. Ik was niet meer in staat om

op tijd tot stilstand te komen. Ik klapte daarom vol op mijn voorganger. Dit ongeval vond

plaats na 10 uur ‘s avonds. De bestuurder van de voorste auto, de heer [EISER 1], vertelde mij na

het ongeval dat hij een konijn over zag steken en dat hij daar op reageerde door vol op de

rem te drukken. Ik heb echter geen konijn zien oversteken, maar dat kan ook zijn omdat het

donker was.

Als gevolg van de klap die wij gemaakt hadden, sprongen de airbags van mij en die van

mijn bijrijder, de heer [(EX)VRIEND], volledig open. (..)

In de voorste auto zat alleen de bestuurder: de heer [EISER 1]. Ik kende de heer [EISER 1] niet. Voor

het ongeval heb ik nooit met hem gesproken. Ik heb verder geen overige inzittenden in de

auto van de heer [EISER 1] gezien. U noemt de naam van de heer [EISER 2]. lk ken de heer

[EISER 2] niet en heb nog nooit van hem gehoord.

Na het ongeval stapte de heer [EISER 1] uit zijn auto en liep hij naar mij toe. Hij moet toen ook

mijn vriend de heer [(EX)VRIEND], die naast mij zat, gezien hebben. Sterker nog, na het ongeval

hebben de heer [EISER 1] en mijn vriend de heer [(EX)VRIEND] de aanrijdingsformulieren ingevuld. Ik

was namelijk zo van streek dat mijn vriend de formulieren voor mij heeft ingevuld. De heer

[EISER 1] en de heer [(EX)VRIEND] hebben elkaar in ieder geval wel gezien en ontmoet.

U vraagt mij of er nog iemand anders vanuit de Peugeot in de auto van de andere mannen is

gestapt. Naar mijn weten zat er naast de heer [EISER 1] voor de rest niemand in de auto.

Weliswaar was het toen al donker, maar ik heb geen tweede passagier gezien. Ik heb dan

ook niemand gezien die vanuit de Peugeot in de auto van de andere mannen is gestapt. Als

er wel iemand in de andere auto was gestapt vanuit de Peugeot, was ik wel even op diegene

afgestapt om te vragen hoe het niet diegene ging na de aanrijding. De heer [EISER 1] is wel met

deze mannen weggereden.

Ik heb geen foto ‘s gemaakt van de aanrijding. Ook mijn vriend heeft geen foto’s gemaakt

van de aanrijding: hij was voornamelijk bezig met mij te kalmeren. lk heb ook niet gezien

dat de heer [EISER 1] foto ‘s van de aanrijding heeft gemaakt. Ik heb wel foto’s gemaakt op het

moment dat de sleepwagen van Vorgers Autoberging B.V vanaf het huis van mijn vriend

wegreed.

2.8. In het verslag van ASR is een gespreksverslag opgenomen van mr. H. Boone over

een gesprek tussen hem en [(EX)VRIEND] op 21 juni 2017. Deze luidt -voor zover van belang-:

“Op de avond van het ongeval waren wij, mijn vriendin mevrouw [VERZEKERINGNEMER] en ik, bij

vrienden in Glanerbrug. Later op de avond zijn wij naar huis gegaan. (…) Mijn vriendin

was de bestuurder van de Citroen Saxo met het kenteken 05-XVG-1. Deze auto stond op

-haar naam. Ik zat naast mijn vriendin in de auto. (…)

Op de Schukkinkweg reden wij achter een Peugeot 206 Cabrio TT Ik weet niet meer welke

kleur deze auto had, maar ik denk dat het een donkere bordeaux rode auto was. De auto

voor ons reed ongeveer 50 tot 60 km/h. Ik denk dat wij dan ook ongeveer met die snelheid

over de Schukkinkweg reden.

 

 

Voor mijn gevoel was de afstand tussen de Citroen Saxo en de Peugeot 206 een meter of 4

of 5, wellicht iets meer. Er was zeker geen sprake van bumperkleven. (…)

Vlak voor de aanrijding zat ik voornamelijk op mijn mobiele telefoon te kijken. Opeens

drukte de voorganger vol op de rem. Wij konden niet meer op tijd tot stilstand komen

waardoor wij met onze auto achterop onze voorganger reden. De bestuurder van de voorste

auto, de heer [EISER 1], verklaarde later dat hij een konijn over zag steken en dat hij daar op

reageerde door vol op de rem te drukken. Ik heb echter geen konijn zien oversteken. ( …)

(…)

Na de aanrijding stapte de heer [EISER 1] uit zijn auto en liep naar ons toe. Hij heeft toen ook

mij zien zitten in de auto. (…). Ik heb een kort, moeizaam gesprek gevoerd met de heer [EISER 1]

(hij spreekt niet heel goed Nederlands) en wij hebben ook samen de aanrijdingsformulieren

ingevuld. ( …)

I n de voorste auto zat alleen de bestuurder: de heer [EISER 1]. Ik kende de heer [EISER 1] niet. Voor

het ongeval heb ik nooit met hem gesproken. Ik heb verder geen inzittenden gezien in de

auto van de heer [EISER 1]. Dat weet ik omdat ik na de aanrijding ben uitgestapt en ook naar de

voorste auto ben gelopen. Ik ben niet voor de voorste auto gaan staan, mar ik heb wel even

kort naar binnen gekeken. lk heb toen gezien dat er geen overige inzittenden zaten in de

Peugeot 206. U noemt de naam van de heer [EISER 2]. Ik ken de heer [EISER 2] niet en ik heb

nog nooit van hem gehoord.

(…) Ik heb, naast de heer [EISER 1], niemand gezien die uit de Peugeot is gestapt en vervolgens

in de auto van de andere mannen is gaan zitten.

Ik heb geen foto’s gemaakt van de aanrijding. (…).”

Op 27 juni 2017 heeft AS R een verklaring van de heer [BERGER],

medewerker bij Vorgers Autoberging, B.V. opgenomen. Hij heeft -voor zover van belang,-

het volgende verklaard:

“Omstreeks 23:25 uur kreeg ik een telefonische melding. Ik ben toen van mijn huis met de

sleepwagen naar de plaats van het ongeval gereden. (…)

Aangekomen op de plaats van het ongeval zag ik 2 personen; een man en een jonge vrouw.

(…)

De locatie van de aanrijding vond ik opvallend: het was namelijk een rechte weg die niet op

alle stukken smal is. Ook was de andere auto die bij het ongeval betrokken is geweest, toen

al vertrokken. Daarnaast was er ook geen politie aanwezig.

(..

2.10. Bij brief van 13 september 2017 heeft ASR aan de toenmalige gemachtigde van

[EISER 1] laten weten de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval af te wijzen. Om

de kwestie tot een definitieve oplossing te brengen, heeft ASR een slotuitkering van

€ 2.500,00 voorgesteld tegen finale kwijting van de door [EISER 1] gestelde schade ten gevolge

van het ongeval.

2.11. Bij brief 16 augustus 2017 heeft ASR aan de toenmalige gemachtigde van [EISER 2]

een slotuitkering van € 10.000,00 voorgesteld tegen finale kwijting van de door [EISER 2]

gestelde schade ten gevolge van zowel het ongeval d.d. 31 maart 2017 als een eerder

ongeval d.d. 20 december 2016.

2.12. [EISER 1] noch [EISER 2] hebben voornoemde voorstellen aanvaard.

2.13. Op 23 februari 2018 hebben [EISER 1] en [EISER 2] de onderhavige dagvaarding laten

uitbrengen.

2.14. Op 23 februari 2018 heeft mr. Van Katwijk een verklaring van [VERZEKERINGNEMER]

opgenomen. Deze verklaring luidt -voor zover van belang-:

“Ik had een relatie met de heer [VOORNAAM (EX)VRIEND] [(EX)VRIEND]. Die relatie was vanaf januari 2017 niet meer

goed. Hij gebruikte geweld tegen mij omdat ik hem had laten blijken dat ik de relatie niet

voort wilde zetten. (…)

U moet weten dat [VOORNAAM (EX)VRIEND] [(EX)VRIEND] geen verblijfsvergunning heeft. Hij probeerde destijds wel een

verblijfsvergunning te krijgen. Daarvoor was geld nodig, een bedrag van e 1003,–. Dit

bedrag was nodig voor een aanvraag bij IND. Op 31 maart 2017 zei [VOORNAAM (EX)VRIEND] [(EX)VRIEND] tegen mij :

wij hebben geen geld voor meubels en voor de asielaanvraag. Ik heb een oplossing

daarvoor. Ik ga dat samen met een vriend van mijn vader regelen, de heer [EISER 1].

(…)

Op de dag van het ongeval (31 maart 2017) zei hij: we gaan de auto wegdoen en jij krijgt

het geld ervoor dat jij er voor hebt betaald (ruim € 500). Hij overmeesterde mij daardoor. Ik

wilde helemaal niets fout doen. Ik respecteer de autoriteiten.

We zijn toen met mijn auto naar de vader van [VOORNAAM (EX)VRIEND] [(EX)VRIEND] gereden. De vader van [VOORNAAM (EX)VRIEND] is de

heer [EISER 2]. Daar was ook de heer [EISER 1]. De heer [EISER 2] een hele sluwe man. [VOORNAAM (EX)VRIEND] zei

toen: niets gebeurt achter mijn rug om. (…). Tegen de heer [EISER 2] zei hij dat hij zich er

niet mee moest bemoeien. [EISER 2] zei dat hij zich er niet mee zou bemoeien.

Het ongeval was op een vrijdag. (…)

We zijn toen met de twee auto’s naar een afgelegen plek gereden. Mijn vriend zei dat hij het

wel zou doen. Ik zou buiten blijven. lk dacht toen “gaat dit nu echt gebeuren”?

[EISER 2] zei tegen de heer [EISER 1] dat hij niet in de auto moest blijven zitten, maar de heer

[EISER 1] wilde heel graag wel in de auto blijven zitten. Het kan dus best dat hij een whiplash

heeft opgelopen. Maar de manier waarop dat is veroorzaakt is niet eerlijk

[VOORNAAM (EX)VRIEND] reed met mijn auto tegen de auto van de heer [EISER 1]. Die auto reed een beetje langzaam.

Hij ([VOORNAAM (EX)VRIEND]) reed zelfs nog een tweede keer tegen de auto aan. Ik moest er van huilen.

Mijn auto was helemaal stuk, maar de andere auto eigenlijk niet.

De heer [EISER 1] heeft toen vrienden opgebeld die kwamen vervolgens. (…)

Ik kende de vader van [VOORNAAM (EX)VRIEND] ook al voor het ongeval. Dat zij een verschillende naam hebben

hangt samen met de manier waarop zij in Nederland zijn gekomen. Daarbij zijn

verschillende verhalen verteld, waarbij het kennelijk uitkwam dat [EISER 2] niet de vader van

[(EX)VRIEND] zou zijn. Er is echter een geboorteakte (vanuit Duitsland). [(EX)VRIEND] is de naam van zijn

moeder.

[VOORNAAM (EX)VRIEND] is op enig moment met valse documenten naar Turkije gegaan. Toen hij weer

terugkwam (wilde komen) is hij betrapt en heeft hij zes maanden in vreemdelingendetentie

in Belgie gezeten. Daar is hij ontsnapt en weer naar Nederland gekomen.

[EISER 2] weet precies wat hij moet zeggen en moet doen. Het is echt een slechte man die

slechte dingen doet. Hij heeft veel ervaringen niet dit soort zaken en zou zelfs iemand

betalen om te getuigen in zijn voordeel.

Ik weet niet wat de relatie is tussen de heer [EISER 1] en de heer [EISER 2]. Het zijn vrienden of

buren. (…).

(…) Enige tijd later kreeg ik een mailbericht waaruit bleek dat de heer [EISER 2] zich toch in

de zaak had gemeld. Ik ben toen naar [VOORNAAM (EX)VRIEND] gegaan en ik heb dat laten zien. [VOORNAAM (EX)VRIEND] werd

ontzettend boos en heeft zijn vader gebeld en gezegd dat hij het ging vertellen.

 

 

[VOORNAAM (EX)VRIEND] zei dat hij misbruik maakte van zijn vriendin. De vader zei dat hij er even nodig had en

dat [VOORNAAM (EX)VRIEND] zich er niet mee moest bemoeien. De vader zei vervolgens dat het het idee was van

[VOORNAAM (EX)VRIEND]

Ik realiseerde me dat het fout was, maar ik dacht dat ik mijn straf wel had gehad omdat ik

een hogere premie betaal.

Geld heb ik zelf niet gekregen. Wel is de asielaanvraag voor [VOORNAAM (EX)VRIEND] ingediend. De

asielaanvraag is afgewezen.

Min vriendin (voornaam [VRIENDIN]) heb ik meteen na het voorval verteld dat dit zo in scene is

gezet. Ik was toen heel erg emotioneel. Ik denk dat zij dat ook wel wil bevestigen. Ik heb het

ook aan mijn huidige vriend verteld.”

2.15. Op 11 oktober 2018 heeft mevrouw [VRIENDIN] tegen de advocaat van ASR verklaard

dat zowel [VERZEKERINGNEMER] als [(EX)VRIEND] kort na het voorval aan haar hebben laten blijken dat de aanrijding opzettelijk was veroorzaakt.

2.16. Op 3 januari 2019 heeft [(EX)VRIEND] tegen mr. Alaca onder meer het volgende verklaard:

“Tijdens het ongeval zaten ik en mevrouw [VERZEKERINGNEMER] in de auto. Zij als bestuurder en ik als

passagier. Wij zijn vervolgens achterop geknald bij meneer [EISER 1] waar meneer [EISER 2] als

passagier in de auto zat van meneer [EISER 1]. (…)

Ik heb mevrouw [VERZEKERINGNEMER] voor de eerste keer in mij leven ontmoet in het jaar 2013 (…).De

relatie verliep heel soepel en de families hadden contact met elkaar. Deze positieve situatie

veranderde op het moment dat ik in augustus 2017 in vreemdelingenbewaring in het

Detentiecentrum Zeist werd geplaatst door de Immigratie- en Naturalisatiedienst. (…)

Het ongeval op 31 mart 2017 was een echt ongeval. Ik heb het gevoel dat mevrouw

[VERZEKERINGNEMER] nog een laatste schop wil uitdelen aan mij.

Ik heb nooit een gesprek gevoerd met mr. H. Boone. De handtekening onder de verklaring

van 21 juni 2017 is niet van mij. Ik ben bereid om onder ede dit te bevestigen. Mevrouw

[VERZEKERINGNEMER] heeft blijkbaar iemand anders ingeschakeld om namens mij te praten. Mevrouw

[VERZEKERINGNEMER] had ook mijn inloggegevens en mijn e-mailadres.

[EISER 2] is wel mijn vader maar ik heb geen contact met hem. Pas recent heb ik

[EISER 2] weer gesproken in verband met deze rechtszaak. Het was puur toeval dat mevrouw

[VERZEKERINGNEMER] tegen de auto aanbotste waar [EISER 1] en [EISER 2] inzaten. lk hoor van u dat [EISER 2]

heeft verklaard dat ik niet zijn zoon ben. lk denk dat hij bang was dat er getwijfeld zou zijn

aan de echtheid van het ongeval. Ook kan een rol hebben gespeeld dal wij al jaren geen

contact hebben. Wij hebben nooit op hetzelfde adres gewoond of verbleven überhaupt. Ik

woonde altijd bij min broers en moeder in huis. Ik heb geen afspraken gemaakt met

mevrouw [VERZEKERINGNEMER] of met de heer [EISER 1] of met de heer [EISER 2] om een ongeval in scene te

zetten.”

  1. Het geschil

in conventie

3.1. [EISER 1] en [EISER 2] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

  1. te verklaren voor recht dat [VERZEKERINGNEMER] en/of ASR hoofdelijk aansprakelijk zijn voor

het veroorzaken van een verkeersongeval d.d. 3 1 maart 2017 in de gemeente

Losser/Enschede ex artikel 19 RVV en artikel 6:162 BW en artikel 5 en 6 WVW en de

geleden en nog te lijden letselschade van [EISER 1] en [EISER 2] als gevolg van het

verkeersongeval d.d. 31 maart 2017 dienen te vergoeden;

  1. te verklaren voor recht dat er bij de bestuurder van de auto van [EISER 1] en dus bij

bestuurder [EISER 1] geen sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW;

  1. te verklaren voor recht dat [VERZEKERINGNEMER] en ASR hoofdelijk aan [EISER 1] en [EISER 2]

100% van hun schade moeten vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen

volgens de wet ex artikel 612 Rv;

  1. [VERZEKERINGNEMER] en ASR hoofdelijk te voordelen tot betaling van de gevorderde

buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub a, b en c BW van € 1.846,54

althans enig ander bedrag door de rechter in goede justitie te bepalen;

  1. [VERZEKERINGNEMER] en ASR hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten ex artikel 237 e.v.

Rv, te vermeerderen met de nakosten van € 131,00 zonder betekening dan wel € 199,00 in

het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na betekening van

dit vonnis en -voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn

plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf

bedoelde termijn voor voldoening;

  1. te bepalen dat dit vonnis geheel of gedeeltelijk uitvoerbaar bij voorraad is.

3.2. [EISER 1] en [EISER 2] stellen daartoe -kort gezegd- dat [VERZEKERINGNEMER] aansprakelijk is voor

de door hen geleden (letselschade ten gevolge van het ongeval op 31 maart 2017. Deze

schade is volgens hen ontstaan door de onrechtmatige gedragingen van [VERZEKERINGNEMER] die

onvoldoende afstand hield tot de auto van [EISER 1] en [EISER 2]. [EISER 1] en [EISER 2] wensen de

door hen geleden en nog te lijden schade op [VERZEKERINGNEMER] en de WA assuradeur ASR te

verhalen

3.3. ASR en [VERZEKERINGNEMER] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de

vorderingen. ASR en [VERZEKERINGNEMER] vorderen [EISER 1] en [EISER 2] hoofdelijk te veroordelen in de

kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover na 14 dagen na

het vonnis en in de nakosten.

3.4. ASR en [VERZEKERINGNEMER] betwisten allereerst dat sprake is van een authentieke aanrijding

op 31 maart 2017. Er is volgens hen geen sprake van een gebeurtenis die leidt tot

aansprakelijkheid. [VERZEKERINGNEMER] en ASR betwisten de door [EISER 1] en [EISER 2] gestelde toedracht

van het ongeval. Uitdrukkelijk wordt betwist dat [VERZEKERINGNEMER] bestuurster was van het voertuig.

Zij stond -op het moment van de aanrijding- op straat, evenals [EISER 2].

Indien de door [EISER 1] en [EISER 2] gestelde toedracht wel juist zou zijn, dan leidt dat evenmin

tot aansprakelijkheid aan de zijde van ASR en [VERZEKERINGNEMER]. Als het al zo is dat [EISER 1] krachtig

remde voor een overstekend konijn, terwijl bekend was of moest zijn dat een ander voertuig

achter hem reed, dan is dat onrechtmatig aan de zijde van [EISER 1] en is dat de bestuurder van

de achteroprijdende auto niet toe te rekenen of te verwijten Dat brengt mee dat de

aansprakelijkheid aan de zijde van die bestuurder (en de verzekeraar van die bestuurder)

ontbreekt. Als er al enige schuld aan de zijde van de achterste partij zou zijn, dan valt deze

in het niet bij de schuld van de voorste partij, aldus [VERZEKERINGNEMER] en ASR.

 

in reconventie

3.5. ASR en [VERZEKERINGNEMER] vorderen [EISER 1] en [EISER 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling

aan ASR van het bedrag van € 11.594,45, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover

vanaf 18 april 2018 tot aan de dag der algehele betaling. Daarnaast vorderen ASR en

[VERZEKERINGNEMER] om [EISER 1] en [EISER 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te

vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf datum conclusie van antwoord in

conventie en in de nakosten.

3.6. [EISER 1] en [EISER 2] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen

en ASR en [VERZEKERINGNEMER] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

 

  1. De beoordeling

in conventie

4.1. Teneinde vast te kunnen stellen of ASR en /of [VERZEKERINGNEMER] gehouden zijn tot

vergoeding van enige schade aan [EISER 1] en [EISER 2], dient allereerst te worden vastgesteld

wat de toedracht van het ongeval was, nu de standpunten van partijen daaromtrent

uiteenlopen.

4.2. Tussen partijen is in geschil of sprake is geweest van een authentiek ongeval, dat

leidt tot aansprakelijkheid van [VERZEKERINGNEMER] en daarmee van ASR als haar WAM-verzekeraar,

zoals [EISER 1] en [EISER 2] hebben betoogd, of dat het ongeval in scène is gezet, zoals ASR en

[VERZEKERINGNEMER] hebben betoogd. Bij deze stand van zaken is het aan [EISER 1] en [EISER 2], als partij

die zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept, op grond van artikel 150 Rv orn te bewijzen

dat zich een authentiek ongeval heeft voorgedaan.

4.3. De rechtbank is van oordeel dat ASR en [VERZEKERINGNEMER] rnet hun grotendeels door

stukken gestaafde stellingen, die door [EISER 1] en [EISER 2] onvoldoende zijn betwist, voldoende

twijfel hebben gezaaid over de achtergrond van het ongeval. De rechtbank constateert dat er

veel inconsistenties zijn in de afgelegde verklaringen. Zo heeft [VERZEKERINGNEMER] (anders dan [EISER 1]

en [EISER 2]) verklaard dat [EISER 2] ten tijde van het ongeval niet in de Peugeot zat.

[VERZEKERINGNEMER] heeft in haar verklaring van 28 februari 2018 een mogelijke verklaring voor deze

inconsistentie gegeven, te weten dat [EISER 2] tegen de wil van [(EX)VRIEND] wil meeprofiteren van

het ongeval. Bovendien is door mr. Boone een gespreksverslag opgemaakt van een

(beweerdelijk) op 21 juni 2017 tussen hem en [(EX)VRIEND] gehouden telefoongesprek. welk

verslag per mail is verstuurd aan [VOORNAAM (EX)VRIEND].[(EX)VRIEND]ehotmail.com en voorzien van een

handtekening retour is gezonden op 8 juli 2017. In dit gespreksverslag is vermeld dat [(EX)VRIEND]

heeft verklaard dat [EISER 2] ten tijde van het ongeval niet in de Peugeot zat. Weliswaar heeft

[(EX)VRIEND] in zijn latere verklaring (van 3 januari 2019) verklaard dat [EISER 2] te tijde van het

ongeval wel in de Peugeot zat en dat hij geen telefoongesprek op 21 juni 2017 heeft gevoerd

met mr. Boone, maar de rechtbank acht het niet aangewezen om -mede gelet op de

gemotiveerde betwisting door ASR en [VERZEKERINGNEMER]- thans geen waarde te hechten aan de

verklaring van [(EX)VRIEND] van 21 juni 2017. Daarnaast heeft [VERZEKERINGNEMER] gemotiveerd betwist dat

zij ten tijde van het ongeval optrad als bestuurster van het achterste voertuig. Weliswaar

heeft [VERZEKERINGNEMER] op 21 juni 2017 een andere verklaring afgelegd, maar in haar verklaring van

28 februari 2018 heeft zij hiervoor een mogelijk begrijpelijke verklaring gegeven, te weten

de (gewelddadige) invloedssfeer van [(EX)VRIEND].

Voorts acht de rechtbank van belang dat [EISER 2] in de conclusie van repliek in conventie,

tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie onder punt 7 expliciet heeft betwist

dat hij de vader van [(EX)VRIEND] is, terwijI ASR en [VERZEKERINGNEMER] naar het oordeel van de rechtbank

vo1doende hebben aangetoond dat dat onjuist is. [EISER 2] heeft derhalve onjuiste informatie

aan de rechtbank verstrekt.

4.4. De rechtbank concludeert dat zij op grond van de stellingen en de overgelegde

bescheiden van [EISER 1] en [EISER 2], die gemotiveerd zijn weersproken door ASR en [EISER 2],

niet kan concluderen dat zich een authentiek ongeval heeft voorgedaan. Op basis van de

stellingen en de overgelegde stukken kunnen vooralsnog geen eenduidige conclusies worden

getrokken met betrekking tot de toedracht van het ongeval. Dit betekent dat [EISER 1] en

[EISER 2] hebben te bewijzen dat zich -kort gezegd- een authentiek ongeval heeft

voorgedaan. [EISER 1] en [EISER 2] zullen, overeenkomstig hun aanbod, worden toegelaten tot het

leveren van dit bewijs.

4.5. Indien [EISER 1] en [EISER 2] niet slagen in het leveren van bewijs, clan staat Met vast dat

een authentiek ongeval heeft plaatsgevonden. De vorderingen van [EISER 1] en [EISER 2] zullen in

dat geval worden afgewezen.

Indien [EISER 1] en [EISER 2] slagen in het leveren van bewijs, clan staat tussen partijen vast dat

sprake is van een authentiek ongeval. Alsdan dient vervolgens te worden beoordeeld of dat

ongeval leidt tot aansprakelijkheid van ASR en [EISER 2]. Orn proceseconomische redenen

kiest de rechtbank er voor om zich thans echter eerst te beperken tot de vraag of een

authentiek ongeval heeft plaatsgevonden.

in reconventie

4.6. Gelet op de overwegingen in conventie zal iedere verdere beslissing worden aangehouden

  1. De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1. draagt [EISER 1] en [EISER 2] op bewijs te leveren van hun stelling dat op 31 maart 2017

een authentiek ongeval heeft plaatsgevonden op de Schukkingsweg in Enschede tussen een

Peugeot met kenteken 49-PB-VH en een Citroen Saxo met kenteken 05-XVG-1,

5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 15 mei 2019 voor uitlating door

[EISER 1] en [EISER 2] of, en zo ja op welke wijze, zij voornoemd bewijs wensen te leveren,

5.3. bepaalt dat [EISER 1] en [EISER 2], indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren

maar wel bewijsstukken willen overleg<2.-en. zij die stukken direct in het geding moeten

brengen,

5.4. bepaalt dat [EISER 1] en [EISER 2], indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en

de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten (maximaal 20 verhinderdata of 40

dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van

  1. A.N. Kok in het gerechtsgebouw te Almelo aan Egbert Gorterstraat 5,

5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle

beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

5.7. houdt iedere verdere beslissing aan,

in reconventie

5.8. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. Kok en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey