Rb: whiplash, causaal verband tussen beperkingen en ongeval niet aangenomen op basis van FML, benoeming verzekeringsgeneeskundige 

Samenvatting:

Whiplash, ongeval 2015, apothekersassistente. 1. Op gezamenlijk verzoek heeft expertise door neuroloog en neuropsycholoog plaats gevonden. Op basis hiervan oordeelt dat benadeelde een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten heeft. Bezwaren verzekeraar tegen rapporten afgewezen. 2. Causaal verband tussen klachten en ongeval aangenomen. Dat sprake was van een aanrijding met geringe impact brengt niet zonder meer met zich dat de klachten niet door het ongeval veroorzaakt kunnen worden.  3. De rechtbank oordeelt dat het causaal verband tussen de gezondheidsklachten en de gestelde beperkingen en schade niet vaststaat. Uit het feit dat benadeelde arbeidsongeschikt is in de zin van de sociale verzekeringswetten kan niet zonder meer worden afgeleid dat bij benadeelde sprake is van schade wegens verlies aan verdienvermogen als gevolg van het ongeval. De regels die gelden voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO of WIA komen niet overeen met de normen waaraan een vordering vanwege verlies aan verdienvermogen in een onrechtmatige-daad-actie dient te worden getoetst.  Op eiseres rust de bewijslast.  Dit bewijs kan worden geleverd door een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige. De rechtbank is dan ook voornemens deze te benoemen. 4. Diverse schadeposten. 5. BGK. Gelet op de gemotiveerde betwisting door verzekeraar in de gelegenheid worden gesteld de omvang van de gemaakte buitengerechtelijke kosten nader te onderbouwen.

ECLI:NL:RBROT:2021:3803

Instantie

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak

28-04-2021

Datum publicatie

29-04-2021

Zaaknummer

C/10/598942 / HA ZA 20-608

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie

Letselschade. De regels die gelden voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO of WIA komen niet overeen met de normen waaraan een vordering vanwege verlies aan verdienvermogen in een onrechtmatige-daad-actie dient te worden getoetst. De gestelde beperkingen en het causaal verband tussen de gezondheidsklachten en de gestelde beperkingen en de schade staat niet vast. Voornemen benoeming verzekeringsgeneeskundige. Tussenvonnis.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/598942 / HA ZA 20-608

Vonnis van 28 april 2021

in de zaak van

[naam eiseres] ,

wonende te [woonplaats eiseres],

eiseres,

advocaat mr. J.F. Roth te Amersfoort,

tegen

de naamloze vennootschap

ALLIANZ BENELUX N.V.,

statutair gevestigd te Brussel (België) en kantoorhoudende te Rotterdam,

gedaagde,

advocaat mr. N.C. Haase te Utrecht.

Partijen worden hierna [naam eiseres] en Allianz genoemd.

  1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 15 juni 2020 met producties 1-45;

de conclusie van antwoord met producties 1-7;

de brief van de rechtbank van 16 oktober 2020 waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling en de brief van de rechtbank van 30 oktober 2020, waarbij nadere informatie over de zitting is verstrekt;

de brief van mr. Roth, met producties 46-69;

het proces-verbaal van de op 4 december 2020 gehouden mondelinge behandeling en de ter gelegenheid daarvan door mr. Roth overgelegde spreekaantekeningen.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

  1. De feiten

2.1.

Op 9 juni 2015 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij [naam eiseres] en een verzekerde van Allianz betrokken waren. Er was sprake van een kop-staartbotsing, waarbij de auto die [naam eiseres] bestuurde van achteren werd aangereden.

2.2.

Allianz heeft namens haar verzekerde aansprakelijkheid erkend.

2.3.

Ten tijde van het ongeval was [naam eiseres] werkzaam als apothekersassistente bij Mediq voor 36 uur per week. Na zich op 18 juni 2015 te hebben ziekgemeld, heeft [naam eiseres] haar werkzaamheden geleidelijk hervat totdat het dienstverband met Mediq in juni 2017 is beëindigd. Ten tijde van het ongeval volgde [naam eiseres] tevens een hbo-opleiding tot farmaceutisch consulente. Deze opleiding heeft [naam eiseres] gestaakt.

2.4.

Op 8 mei 2017 heeft in het kader van een aanvraag voor een WIA-uitkering een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 24,75%.

2.5.

Na beëindiging van het dienstverband met Mediq heeft [naam eiseres] een WW-uitkering aangevraagd en verkregen. Vanuit de WW heeft [naam eiseres] zich per 27 maart 2018 ziek gemeld. Haar beroep op de Ziektewetuitkering is gehonoreerd. Omdat [naam eiseres] per

26 maart 2019 meer dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, is de Ziektewetuitkering verlengd.

2.6.

Op 1 juli 2015 is [naam eiseres] gezien door neuroloog [naam 1] (hierna: [naam 1]. In de brief van 3 juli 2015 schrijft [naam 1], voor zover van belang, het volgende:

“ Anamnese: patiënte is op 9 juni van achteren aangereden in de file, patiënte is niet bewusteloos geweest, ze is zelf uitgestapt en verder gereden. Dezelfde avond kreeg patiënte al pijn in de nek en de schouders, de pijn straalt uit naar het hoofd, het is een drukkend gevoel. Soms heeft patiënte een stekende pijn in de nek en wordt ze er misselijk van.(…) Patiënte klaagt ook over pijn in de rug, sinds 1 dag pijn in rechter been, hiervoor niet. Concentreren is slechter sinds ongeval, geheugen is ongestoord.

(…)

Bespreking: 45 jarige vrouw met sinds enkele weken forse nekpijn en klachten welke passen bij een doorgemaakte commotio cerebri. Bij neurologisch onderzoek werden geen afwijkingen gevonden. Vanwege de forse nekpijn werd een X-CWK verricht, deze toonde geen traumatische afwijkingen. (…) Patiënte werd verwezen naar de revalidatiearts voor begeleiding bij haar herstel van de commotio cerebri, daarnaast werd ze verwezen naar de oefentherapie voor ontspanningsoefeningen voor de nekpijn.

(…)

Conclusie: myogene nekklachten, commotio cerebri.”

2.7.

Op 6 augustus 2015 is [naam eiseres] gezien door revalidatiearts [naam 2] (hierna: [naam 2]). In de brief van 1 oktober 2015 schrijft [naam 2], voor zover van belang, het volgende:

“Algemene anamnese: patiente vertelt dat zij zich zorgen maakt over de verminderde concentratie.(…) Op 9 juni is zij betrokken geweest bij een auto-ongeval waarbij zij achter het stuur zat met veiligheidsgordel. Zij is zelf nog uit de auto gestapt en bemerkte meteen klachten in de nek en later haar hoofd. Haar grootste probleem betreft vermindering van concentratie en verder pijnklachten in nek en hoofd.

(…)

Therapie: oefen/Caesartherapie 1 x per 2 weken met sinds kort enige verbetering.

(…)

Niveau van functioneren: wordt bij alle activiteiten beinvloed door haar pijnklachten waarbij zij diverse handelingen trager uitvoert.

(…)

Vervoer: zij rijdt korte afstanden met de auto of fietst.

(…)

Lichamelijk onderzoek: houdt opvallend haar nek stijf en beweegt behoedzaam. Alle nekbewegingen worden beperkt door de pijnklachten. Flexie wervelkolom is beperkt; geeft aan snel duizelig te worden en misselijk.

(…)

Conclusie en beleid: het betreft een 45-jarige dame met persisterende klachten in nek/hoofd (myalgeen) en concentratievermindering bij status na acceleratie/deceleratietrauma dd 09-06-2015 (…).”

2.8.

Op 22 december 2015 bezocht [naam eiseres] de polikliniek van de afdeling neurologie van het Albert Schweitzer ziekenhuis. Neuroloog [naam 3] (hierna: [naam 3]) schrijft in de brief van 29 december 2015, voor zover van belang, het volgende:

“Op 9 juni 205 is patiente betrokken geweest bij een auto-ongeval waardoor whiplash letsel. Ook sprake van hersenschudding. Haar migraine frequentie voor het ongeval was ongeveer eenmaal per twee a drie maanden, na het ongeval is dit toegenomen.

Hoofdpijn anamnese pre trauma: migraine met aura, goed reagerend op Imigran 1 tablet, maximale duur 1 dag.(…)

Hoofdpijn anamnese na trauma: soms tevoren aura (sterretjes), met bonkende hoofdpijn, misselijkheid foto-/fonofobie, waarbij Imigran soms wel nog soms geen effect hebben. De hoofdpijn wisselt in frequentie per week, van een tot vijf dagen per week, gemiddeld twee a drie keer(…).

Er zijn cognitieve stoornissen door haar bemerkt, waar zij zich ook zorgen over maakt.(…)

Nek onderzoek: hypertone musculatuur rechts iets meer dan links, met redelijke beweeglijkheid, maar wel pijnlijk.”

2.9.

Op 29 januari 2016 is [naam eiseres] opnieuw door neuroloog [naam 3] gezien.

Op 1 februari 2016 schrijft [naam 3], voor zover van belang, het volgende:

“De laatste drie weken heeft zij driemaal een hoofdpijnaanval gehad passen bij migraine: bonkende hoofdpijn met misselijkheid, fotofobie en fonofobie, waarbij zij gedurende twee tot drie dagen hoofdpijnklachten heeft gehad die wel goed reageert op sporadisch Imigran gebruik. De hoofdpijn zou tweemaal uitgelokt zijn door fysiotherapeutische behandeling (…). Een dergelijke provocatie van migraine ken ik niet, ik denk wel dat inspanningsafhankelijke migraine kan bestaan, en ook is haar hoofdpijnfrequentie van migraine toegenomen na een trauma, ook een bekend fenomeen.”

2.10.

Op 4 mei 2016 is [naam eiseres] opnieuw door neuroloog [naam 3] gezien. Op 17 mei 2016 schrijft [naam 3], voor zover van belang, het volgende:

“Patiente kwam na enige tijd weer ter controle voor haar migraine, (…) de migraine frequentie is intussen afgenomen van vier tot vijfmaal per week tot nu twee a driemaal per maand.”

2.11.

Op 20 augustus 2018 is [naam eiseres] op gezamenlijk verzoek van partijen onderzocht door neuroloog [naam 4] (hierna: [naam 4]). In de naar aanleiding daarvan opgemaakte rapportage van 23 mei 2019 (productie 16 bij dagvaarding) wordt, voor zover van belang, vermeld:

“ Conclusie:

(…)

De klachten, die zij in aansluiting op het ongeval heeft ontwikkeld, passen in het kader van een chronisch whiplashsyndroom. Objectiveerbare afwijkingen op neurologisch gebied werden daarbij nooit vastgesteld, zodat gesproken kan worden van een whiplash-associated disorder graad 1-2. (…)

Daarnaast geeft zij aan, dat sinds het ongeval haar migraineaanvallen in frequentie zijn toegenomen en ook moeilijker worden onderdrukt.”

[naam 4] beantwoordt de aan hem gestelde vragen als volgt:

“ 1. SITUATIE MET ONGEVAL

(…)

Anamnese:

  1. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de

klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige

klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese

vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de

activiteiten van het algemeen dagelijks leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van

hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?

(…) Betrokkene geeft aan dat zij bij de botsing geen hoofdletsel heeft opgelopen. Er was geen sprake van bewustzijnsverlies en evenmin van een amnesie voor het gebeuren. Zij had direct na de botsing wel last van pijn in de nek en hoofdpijn, maar heeft de eerste dagen na het ongeval wel geprobeerd haar werkzaamheden als apothekersassistente te continueren. Omdat de pijn niet verminderde heeft zij ongeveer een week na het ongeval haar huisarts geconsulteerd die vaststelde dat zij een whiplashtrauma had en haar een week rust adviseerde. Enkele weken na het ongeval is zij door de huisarts in verband met het aanhouden van de klachten verwezen naar de neuroloog die de diagnose stelde op een whiplashtrauma en een commotio cerebri. Voor verdere behandeling verwees hij naar de revalidatiearts.

Betrokkene was bekend met migraineuze hoofdpijnaanvallen, die gemiddeld eenmaal per twee à

drie maanden optraden en goed reageerden op een Sumatriptan medicatie. Na het ongeval nam de

frequentie van de migraineaanvallen echter fors toe terwijl deze ook minder reageerden op de

medicatie. De aanvallen bestonden uit een bonzende pijn die meestal halfzijdig was gelokaliseerd en

voorafgegaan werd door visuele aurasymptomen. De aanvallen konden één à drie dagen aanhouden

en gingen gepaard met misselijkheid en overgevoeligheid voor licht en geluid.

In december 2015 werd zij voor een second opinion gezien door de neuroloog [naam 3], in het

Albert Schweitzer Ziekenhuis die meende dat er ook sprake was van een medicatieafhankelijke

hoofdpijn gezien de grote hoeveelheden analgetica die zij was gaan gebruiken. Hij adviseerde alle

medicatie enkele maanden te staken hetgeen volgens haar echter niet duidelijk leidde tot een

vermindering van de hoofdpijn. Op dit moment staat zij onder neurologische behandeling in het

Universitair Ziekenhuis Gent, waar zij is behandeld met een dihydro-ergotaminekuur en met Botox

injecties. Deze laatste behandeling is nog lopende.

Voor de klachten als gevolg van het doorgemaakte whiplashtrauma heeft zij verschillende

multidisciplinaire revalidatietrajecten doorlopen die echter niet hebben geleid tot een vermindering

van de klachten. Zij houdt op dit moment veel last van pijn in de nek. Bewegingen van de nek zijn

gevoelig en beperkt. In de armen heeft zij vaak last van tintelingen en dove sensaties. Heffen van de armen gaat moeizaam. In mindere mate houdt zij ook last van pijn laag in de rug.

Naast de pijnklachten klaagt zij ook over problemen met concentratie en geheugen, en is zij snel

vermoeid. Zij slaapt slecht en wordt frequent wakker van de pijn. Zij heeft geen last van

nachtmerries. ‘s Ochtends staat zij vaak laat op, maar overdag moet zij ook weer frequent in bed

liggen als gevolg van de hoofdpijn. De dag brengt zij door met het verrichten van wat lichte

huishoudelijke taken. Sinds een halfjaar is zij gescheiden. Van de kinderen woont de jongste nog

thuis.

Beperkingen wat betreft ADL-activiteiten ervaart zij niet.

Vóór het ongeval deed zij veel aan sport en las zij graag. Naast haar werk deed zij één dag per week nog vrijwilligerswerk. Tot dit alles acht zij zich niet meer in staat. Zij fietst niet meer omdat zij haar nek slecht kan draaien. Autorijden doet zij alleen korte afstanden. Haar sociale contacten zijn beperkt omdat zij drukte niet goed verdraagt en afspraken vaak moet afzeggen als gevolg van een migraineaanval. Zij geeft aan zich niet depressief te voelen maar zij voelt zich wel machteloos door alle beperkingen die na het ongeval zijn opgetreden.

Medische gegevens:

  1. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:

– de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;

Betrokkene was bekend met migraine. In de journaalgegevens van de huisarts wordt dit al vermeld. De frequentie van de migraineaanvallen was voor het optreden van het ongeval echter betrekkelijk laag en zij kon de hoofdpijn goed onderdrukken met sumatriptan.

(…)

Consistentie:

  1. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals de uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?

De klachten die betrokkene aangeeft te hebben zijn in overeenstemming met de gegevens die in het medisch dossier staan vermeld. Ook de bevindingen van het nu verrichte neurologisch onderzoek zijn daarmee in overeenstemming.

Uit de van betrokkene verkregen informatie kan worden geconcludeerd, dat er geen sprake is geweest van een commotio cerebri, zoals in een deel van de medische correspondentie wordt vermeld.

(…)

Diagnose:

  1. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

Betrokkene heeft in juni 2015 een kop-staartbotsing doorgemaakt. Er zijn geen aanwijzingen voor ook opgetreden schedel-hersenletsel als gevolg van dit ongeval. Zij heeft daarna klachten ontwikkeld die passen in het kader van een chronisch whiplashsyndroom. Objectiveerbare neurologische afwijkingen kunnen echter niet worden vastgesteld zodat gesproken kan worden van een Whiplash Associated Disorder (WAD) graad 1 tot 2. Betrokkene was voor het ongeval al bekend met migraineaanvallen. Na het ongeval is de frequentie van deze aanvallen sterk toegenomen. Daarnaast heeft zij ook hoofdpijn die meer het karakter heeft van een chronische spierspanningshoofdpijn.

Blijvende invaliditeit:

  1. Kunt u zowel aan de hand van de AMA-guides to the Evaluation of Permanent Impairment (6e editie) als aan de hand van de AMA Guides aangevuld met de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, aangeven welk percentage blijvende invaliditeit op uw vakgebied ontstaan is? Wilt u de wijze waarop het percentage opgebouwd is zo veel mogelijk toelichten?

Volgens de Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie kan geen functieverlies worden toegekend aan de opgetreden klachten na het whiplash-trauma gezien de afwezigheid van

objectiveerbare afwijkingen.

In de AMA Guide 6e ed. bestaat deze mogelijkheid wel.

Met verwijzing naar tabel 17-2 van deze gids valt betrokkene onder Class1 van de rubriek “Soft Tissue and non Specific Conditions”.

De Grade Modifiers “Physical Examination” en “Clinical Studies” mogen in haar situatie niet worden toegepast. De Grade Modifier “Functional History” bedraagt 2.

Met gebruikmaking van de bekende formule verschuift het functieverlies dan van graad C naar graad B, hetgeen inhoudt een percentage functieverlies van 3% van de gehele persoon.

Migraine kan eveneens leiden tot functieverlies. Zie hiervoor tabel 13-18 van de AMA Guide.

Betrokkene staat echter nog onder behandeling hiervoor en het effect van deze behandeling dient te worden afgewacht. Op grond van de uitgangspunten van de AMA Guide kan hieraan derhalve nog geen functieverlies worden toegekend.

  1. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval:

  1. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?

Betrokkene was bekend met migraineaanvallen die echter met een vrij lage frequentie optreden. De frequentie van deze migraineaanvallen is sinds het ongeval sterk toegenomen.

(…)

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval

  1. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?

Ja. Ook zonder ongeval zou betrokkene last hebben gehouden van haar migraine.

  1. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?

Betrokkene had al tien jaar last van migraineaanvallen die in de loop der jaren niet duidelijk van karakter en frequentie waren veranderd.”

2.12.

Ter aanvulling op het door [naam 4] uitgevoerde onderzoek is [naam eiseres] op 19 november 2018 op gezamenlijk verzoek van partijen onderzocht door klinisch neuropsycholoog [naam 5] (hierna: [naam 5]). In de naar aanleiding daarvan opgemaakte rapportage van 20 maart 2019 (productie 17 bij dagvaarding) wordt, voor zover van belang, vermeld:

“ VI. Samenvatting en conclusie

(…)

De huidige klachten bestaan uit continue spanningshoofdpijn, nek- en schouderpijn en drie-tot

vijfmaal per week een migraine-aanval met misselijkheid. Medicatie geeft slechts een

geringe en kortdurende verlichting van de pijnklachten en bij een migraine-aanval moet

onderzochte gaan liggen. (…) Op cognitief vlak ervaart zij concentratieproblemen en vergeetachtigheid.

(…)

Bij neuropsychologisch onderzoek blijken geen beperkingen in zicht, motoriek of gehoor bij

een o.b.v. opleiding bovengemiddeld geschat premorbide intelligentieniveau. Er zijn op

basis van vijf symptoomvaliditeitsmaten geen aanwijzingen voor onderpresteren of voor het

aanzetten van klachten.

(…)

Aangezien er geen aanwijzingen zijn voor hersenletsel worden de executieve stoornissen verondersteld voor te komen binnen het kader van de pijnklachten zoals onderzochte die ervaart.”

[naam 5] beantwoordt de aan haar gestelde vragen als volgt:

“1. De situatie met ongeval

(…)

Medisch onderzoek

  1. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij de verschillende neuropsychologische onderzoeken? Wilt u daarbij ook de resultaten van de validiteitstesten weergeven en bespreken?

Antwoord c.

Bij neuropsychologisch onderzoek werd op een aantal executieve testen in de stoornisrange gescoord bij een wisselend, maar niet gestoord, tempo van informatieverwerking, intacte aandachts- en geheugenfuncties en intacte ruimtelijke cognitie. Op basis van de afgenomen en bepaalde symptoomvaliditeitsmaten waren er geen aanwijzingen voor onderpresteren of aggraveren; de behaalde scores moetend daarom als een valide weergave van onderzochte haar capaciteiten worden gezien.

Consistentie

  1. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf; de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek?

Antwoord d.

Mijns inziens is sprake van consistentie tussen het verhaal van onderzochte zoals weergegeven onder het kopje anamnese en de feiten die blijken uit het door haar aan ons verstrekte verslag van de neurologische expertise verricht op 20-08-2018.

(…)

Beperkingen

  1. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt U deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Antwoord g.

Aangezien er bij neuropsychologisch onderzoek executieve beperkingen worden vastgesteld, acht ik onderzochte in lichte mate beperkt in het plannen en organiseren van complexe, ongestructureerde taken. Zij zal enige problemen ervaren in het maken van een adequaat plan en tijdens het uitvoeren van de handeling of activiteit zal zij door overzichtsverlies zaken niet op de meest efficiënte wijze aanpakken, waardoor zij meer tijd nodig heeft om een handeling of activiteit af te ronden.

(…)

  1. De situatie zonder ongeval

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval

  1. Bestonden vóór het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? (…)

Antwoord a.

Op mijn vakgebied bestonden er bij onderzochte voor het ongeval geen klachten of afwijkingen. Onderzochte meldt wel reeds voor het ongeval met migraine bekend te zijn, weliswaar in een lagere frequentie en met minder lang aanhoudende pijnklachten.”

2.13.

Allianz heeft tot op heden ter zake van letselschade als gevolg van het ongeval aan [naam eiseres] een voorschot betaald van € 29.500,00. Voorts heeft Allianz een bedrag van € 29.791,44 op de buitengerechtelijke kosten van [naam eiseres] bevoorschot.

  1. Het geschil

3.1.

[naam eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

Tussen partijen voor recht te verklaren dat de schade van [naam eiseres] als gevolg van het ongeval van 9 juni 2015 dient te worden vastgesteld op basis van de door het UWV vastgestelde beperkingen zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst van het UWV van 13 november 2019, subsidiair tussen partijen voor recht te verklaren dat bij [naam eiseres] als gevolg van het ongeval van 9 juni 2015 sprake is van de in de deskundigenberichten – in het bijzonder in de anamnese van deze deskundigenberichten – vermelde klachten en beperkingen.

Allianz te veroordelen om aan [naam eiseres] te vergoeden alle door haar geleden en nog te lijden schade, kosten en interesten, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de regelen der wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, subsidiair vanaf 15 juni 2020 tot die der algehele voldoening.

  1. Allianz te veroordelen om als voorschot op de schade en vooruitlopend op de schadestaatprocedure aan [naam eiseres] een schadevergoeding te betalen van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2020 tot die der algehele voldoening.
  1. ASR [lees: Allianz] te veroordelen aan [naam eiseres] ter zake de openstaande buitengerechtelijke kosten het bedrag van € 13.598,17 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2020 tot die der algehele voldoening.
  1. Allianz te veroordelen tot betaling van de kosten in dit geding, te vermeerderen met de nakosten één en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

3.2.

Allianz concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam eiseres] in haar vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [naam eiseres] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

  1. De beoordeling

4.1.

Het gaat in deze zaak om de afwikkeling van de letselschade die [naam eiseres] stelt te hebben geleden als gevolg van een ongeval dat haar in 2015 is overkomen. Tussen partijen bestaat discussie over de vraag of de door [naam eiseres] gestelde klachten daadwerkelijk bestaan en of er causaal verband bestaat tussen de gestelde klachten en het ongeval. Daarnaast is in geschil of [naam eiseres] als gevolg van de gestelde klachten beperkt is en welke schade dit voor [naam eiseres] met zich brengt.

Klachten

4.2.

Ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van klachten, heeft [naam eiseres] het volgende aangevoerd. Uit de expertiserapporten van [naam 4] en [naam 5], alsmede uit de overige in het geding gebrachte (medische) informatie uit de behandelend sector, blijkt dat sprake is van een consistent, consequent en samenhangend klachtenpatroon, bestaande uit nek-/schouderpijn, hoofdpijn, pijn in de armen en rug, problemen met concentratie en geheugen en snelle vermoeidheid (vide randnummer 37 van de dagvaarding). Uit de medische informatie volgt voorts dat de verschillende behandelaars onafhankelijk van elkaar tot de conclusie komen dat bij [naam eiseres] sprake is van klachten zodat op objectieve wijze kan worden vastgesteld dat de klachten van [naam eiseres] reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn.

4.3.

Allianz stelt zich op het standpunt dat [naam eiseres] niet heeft aangetoond dat de door haar gestelde klachten daadwerkelijk aanwezig zijn. [naam 4] heeft geen geheugen- en concentratieklachten vast kunnen stellen. Wat betreft de overige gestelde klachten is geen sprake van een consistent, consequent en samenhangend klachtenpatroon. [naam eiseres] heeft tegenover [naam 4] onjuist verklaard over – samenvattend – de aanwezigheid, aard en ernst van haar klachten, haar voorgeschiedenis en de frequentie van haar migraine aanvallen dan wel de daadwerkelijke oorzaak voor de toename daarvan na 2016.

4.4.

De rechtbank overweegt dat nu Allianz het bestaan van de door [naam eiseres] gestelde klachten betwist, beoordeeld moeten worden of de gestelde klachten daadwerkelijk aanwezig zijn. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de stelplicht en de bewijslast op [naam eiseres] rust. Inherent aan de door [naam eiseres] gestelde klachten is dat ze moeilijk objectiveerbaar zijn. Aan het bewijs voor het bestaan van deze klachten kunnen daarom geen al te hoge eisen worden gesteld. Voldoende is dat het bestaan van de – subjectief beleefde – klachten objectief kan worden vastgesteld. Daarvoor dienen de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Dit in de jurisprudentie ontwikkelde criterium komt er op neer dat de rechter er, op grond van de beschikbare medische informatie, van overtuigd moet zijn dat het gaat om klachten die de betrokkene daadwerkelijk heeft zonder dat hij of zij tracht de situatie ernstiger te doen overkomen dan deze is.

4.5.

De diverse medische stukken die [naam eiseres] ter onderbouwing van de gestelde klachten in het geding heeft gebracht, en in het bijzonder de rapporten die zijn opgemaakt naar aanleiding van de op gezamenlijk verzoek van partijen uitgevoerde medische expertises, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat [naam eiseres] daadwerkelijk gezondheidsklachten heeft. Het gaat daarbij om de door [naam eiseres] genoemde gezondheidsklachten zoals opgesomd onder randnummer 37 van de dagvaarding. [naam eiseres] heeft deze klachten in de periode na het ongeval steeds benoemd in de contacten met de neurologen [naam 1] en [naam 3] en revalidatiearts [naam 2] en nadien ook bij door partijen gezamenlijk ingeschakelde neuroloog [naam 4] en neuropsycholoog [naam 5]. Bovendien heeft [naam eiseres] diverse behandelingen ondergaan gericht op het verminderen van de door haar ervaren klachten, zoals ook uit deze rapportages blijkt. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten. Een indicatie die op het tegendeel zou kunnen wijzen, is in de rapporten niet te vinden.

4.6.

Allianz heeft nog aangevoerd dat uit de verklaringen van [naam eiseres] bij [naam 4] blijkt dat sprake is van inconsistenties. Allianz heeft daarbij onder meer gewezen op de verklaring van [naam eiseres] dat zij na het ongeval naar huis is gereden, terwijl zij eerder tegenover een schaderegelaar van ITEB verklaarde te zijn doorgereden naar de school waarnaartoe zij op weg was. Verder heeft [naam eiseres] tegen [naam 4] gezegd dat zij haar werkzaamheden heeft opgebouwd tot 12 uur per week, terwijl zij haar werkzaamheden heeft opgebouwd tot 21 uur per week. [naam eiseres] zou niet meer kunnen fietsen terwijl zij bij de verzekeringsarts van het UWV heeft verklaard dat zij ter ontspanning een stukje fietst of wandelt. Ook zou [naam eiseres] vaak laat opstaan en in verband met de hoofdpijn vaak weer in bed gaan liggen terwijl [naam eiseres] tegen de arbeidsdeskundige heeft gezegd dat zij om 7.00 uur ’s ochtends opstaat en de dag grotendeels op de bank doorbrengt. Ook zou [naam eiseres] sterk beperkt zijn in haar sociale activiteiten en zou zij vaak een afspraak moet afzeggen terwijl [naam eiseres] tegen de verzekeringsarts heeft gezegd dat haar sociale afspraken zijn afgenomen maar dat zij een gemaakte afspraak niet snel afzegt. Tot slot zouden de migraineklachten van [naam eiseres] in 2016 zijn verminderd tot twee of drie keer per maand, terwijl [naam eiseres] [naam 4] heeft voorgehouden dat haar migraineaanvallen veel frequenter voorkwamen.

4.7.

De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan Allianz stelt, heeft [naam 4] blijkens zijn rapport kennis genomen van de relevante medische informatie en diverse arbeidsdeskundige en verzekeringsgeneeskundige rapporten. [naam 4] heeft dus kennis kunnen nemen van de door Allianz aangevoerde inconsistenties. [naam 4] was er meer specifiek van op de hoogte dat [naam eiseres] in 2016 ten overstaan van neuroloog [naam 3] heeft verklaard dat de frequentie van haar migraineklachten sterk verminderd was. Dit heeft [naam 4] er niet van weerhouden om ten aanzien van de consistentie dat de klachten die [naam eiseres] aangeeft te hebben, te concluderen dat deze in overeenstemming zijn met de gegevens die in het medisch dossier staan vermeld en dat ook de bevindingen van het door hem verrichte neurologisch onderzoek daarmee in overeenstemming zijn. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van het rapport als het gaat om de klachten die [naam eiseres] stelt te hebben. Daarbij komt overigens nog dat [naam eiseres] ter zitting heeft verklaard dat haar migraineaanvallen inderdaad op enig moment minder zijn geworden maar later weer zijn toegenomen.

Ook [naam 5] schrijft dat sprake is van consistentie tussen de anamnese en de feiten die blijken uit het door [naam eiseres] aan [naam 5] verstrekte verslag van de door [naam 4] verrichte neurologische expertise.

Voor wat betreft de overige door Allianz gestelde inconsistenties geldt dat deze zien op bijkomende details en geen betrekking hebben op de aard of frequentie van de door [naam eiseres] gestelde klachten. Daarbij is namens [naam eiseres] ter zitting verklaard dat zij weliswaar weleens fietst, maar dat dit haar klachten doet toenemen; eveneens is verklaard dat de afspraken ter zake het aantal overeengekomen te werken uren niet altijd overeenkwamen met het daadwerkelijke aantal gewerkte uren. Al met al doet het feit dat [naam eiseres] ten aanzien van een aantal bijkomende details door de jaren heen wellicht niet steeds eensluidend heeft verklaard, geen afbreuk aan het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten. Het verweer van Allianz op dit punt wordt dan ook verworpen.

Causaal verband ongeval – klachten

4.8.

Nu vaststaat dat sprake is van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, dient beoordeeld te worden of er causaal verband bestaat tussen de klachten en het ongeval. [naam eiseres] stelt zich op het standpunt dat het juridisch causaal verband tussen het ongeval en de klachten vaststaat. Zij voert daartoe het volgende aan.

Uit de medische informatie blijkt dat [naam eiseres] de door haar omschreven gezondheidsklachten voorafgaand aan het haar overkomen ongeval niet had. [naam eiseres] was voor het ongeval weliswaar bekend met migraineaanvallen maar de frequentie van deze aanvallen is sinds het ongeval sterk toegenomen. Bij ongevallen zoals [naam eiseres] is overkomen, kunnen klachten ontstaan waaraan [naam eiseres] in de periode (direct) na het ongeval heeft geleden en nog steeds lijdt. Ter onderbouwing daarvan verwijst [naam eiseres] naar de definitie van het postwhiplashsyndroom zoals omschreven in de CBO-Richtlijn diagnostiek en behandeling van mensen met Whiplash Associated Disorder I/II. Bovendien ontbreekt een alternatieve oorzaak voor het ontstaan en in stand blijven van de klachten.

4.9.

Allianz betwist dat er causaal verband bestaat tussen de klachten en het ongeval. Voor het ongeval had [naam eiseres] al migraineaanvallen en nek- en schouderklachten. Bovendien staat niet vast dat de klachten door het ongeval veroorzaakt kunnen worden omdat sprake was van een aanrijding met geringe impact. De vlucht uit Iran in 2002 en de echtscheiding in 2018 kunnen als alternatieve verklaring voor de klachten worden aangewezen.

4.10.

De rechtbank overweegt dat wederom als uitgangspunt heeft te gelden dat de stelplicht en de bewijslast betreffende het causaal verband tussen het ongeval en de klachten in beginsel op [naam eiseres] rust, met dien verstande dat in een zaak als de onderhavige aan het te leveren bewijs geen al te hoge eisen mogen worden gesteld: het ontbreken van een specifieke medische aantoonbare verklaring voor de klachten staat niet in de weg aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is (vgl. ECLI:NL:HR:2001:AB2054). Tot op zekere hoogte komt het immers voor risico van de aansprakelijke partij dat het slachtoffer van een verkeersongeval daardoor ook klachten kan ondervinden die zich slechts in beperkte mate lenen voor objectivering. Indien komt vast te staan dat het slachtoffer vóór het ongeval deze klachten niet had, de klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband veelal geleverd zijn.

4.11.

Uit de overgelegde medische informatie volgt dat de klachten van [naam eiseres] zijn aangevangen na het ongeval en dat de klachten sindsdien aanwezig zijn geweest. Voor het ongeval was [naam eiseres] weliswaar bekend met migraineaanvallen maar zoals onder meer blijkt uit het schrijven van neuroloog [naam 3] en het rapport van [naam 4], is de frequentie van deze aanvallen sinds het ongeval sterk toegenomen. Daarnaast blijkt uit het door [naam eiseres] als productie 47 overgelegde huisartsenjournaal niet, afgezien van een bezoek aan de huisarts in oktober 2013, dat [naam eiseres] voor het ongeval bekend was met (persisterende) nekklachten. Een week na het ongeval, op 17 juni 2015, bezoekt [naam eiseres] echter de huisarts in verband met een stekende pijn in haar nek die haar hoofd intrekt. [naam eiseres] heeft tevens last van haar rechterarm en haar rug. Ook in de weken en maanden daarna consulteert [naam eiseres] regelmatig de huisarts in verband met nekpijn, hoofdpijn en klaagt zij op 25 juni 2015 over een moeizame concentratie. Ook nadien, als [naam eiseres] gezien wordt door neuroloog [naam 1] en revalidatiearts [naam 2], verklaart zij sinds het ongeval – onder meer – last te hebben van haar nek. Eveneens geeft zij bij beiden aan last te hebben van een verminderde concentratie. Daarnaast noteert [naam 3] dat hoofdpijnfrequentie van migraine is toegenomen na een trauma. Voorts heeft [naam eiseres] onweersproken gesteld dat zij sinds het ongeval te maken heeft met (onder meer) beperkingen in haar werk en dagelijks leven, terwijl voor het ongeval niet van belemmeringen van dien aard sprake is geweest.

4.12.

Het verweer van Allianz dat de klachten van [naam eiseres] niet aan het ongeval zijn toe te rekenen, volgt de rechtbank dan ook niet. Daartoe wordt, naast het voorgaande, nog als volgt overwogen. Dat sprake was van een aanrijding met geringe impact brengt niet zonder meer met zich dat, zoals Allianz stelt, de klachten niet door het ongeval veroorzaakt kunnen worden. Met haar verwijzing naar de definitie van het postwhiplashsyndroom zoals omschreven in de CBO-Richtlijn diagnostiek en behandeling van mensen met Whiplash Associated Disorder I/II, heeft [naam eiseres] voldoende onderbouwd dat de klachten door het ongeval veroorzaakt kunnen worden. Dat bij [naam eiseres] sprake is van een whiplash wordt bevestigd door [naam 4] als hij schrijft: “Objectiveerbare neurologische afwijkingen kunnen echter niet worden vastgesteld zodat gesproken kan worden van een Whiplash Associated Disorder (WAD) graad 1 tot 2.” Voorts wordt Allianz niet gevolgd in haar verweer dat er alternatieve verklaringen denkbaar zijn voor de klachten. Allianz wijst in dat verband op het feit dat [naam eiseres] in 2002 uit Iran is gevlucht en op haar scheiding in 2018. Dit is echter onvoldoende om de duidelijke breuk in de gezondheidssituatie en het functioneren van [naam eiseres] te verklaren die blijkens de overgelegde medische informatie direct na het ongeval is ontstaan. De conclusie is dan ook dat de klachten van [naam eiseres] in (juridisch) causaal verband staan met het ongeval.

Causaal verband klachten – beperkingen – schade

4.13.

De volgende vraag die beantwoord moet worden is in welke mate [naam eiseres] door de ongeval gerelateerde klachten wordt beperkt en in hoeverre deze beperkingen tot de gestelde schade leiden. Volgens [naam eiseres] kunnen de conclusies van het UWV met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid voor haar eigen functie als apothekersassistente en de door het UWV vastgestelde beperkingen als uitgangspunt worden genomen voor de vaststelling van de schade.

4.14.

Allianz voert het verweer dat de verzekeringsarts van het UWV bij het opstellen van de FML de sociale verzekeringswetgeving heeft toegepast en niet heeft bezien of de gestelde klachten en beperkingen in verband staan met het ongeval terwijl bij de beoordeling of sprake is van beperkingen de rapporten van [naam 4] en [naam 5] tot uitgangspunt genomen moeten worden. Bovendien strookt de FML niet met de tussen partijen vaststaande rapporten van [naam 4] en [naam 5] omdat uit de FML meer beperkingen volgen dan uit de deskundigenrapporten. Bij het vaststellen van de schade kan Allianz dan ook niet worden gebonden aan de op basis van sociale verzekeringswetgeving opgestelde FML.

4.15.

Het verweer van Allianz slaagt. Uit het feit dat [naam eiseres] arbeidsongeschikt is in de zin van de sociale verzekeringswetten kan niet zonder meer worden afgeleid dat bij [naam eiseres] sprake is van schade (van de door haar gestelde omvang) in de zin van verlies aan verdienvermogen als gevolg van het ongeval. De regels die gelden voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO of WIA komen niet overeen met de normen waaraan een vordering vanwege verlies aan verdienvermogen in een onrechtmatige daad actie dient te worden getoetst. Het is mogelijk dat het feit dat [naam eiseres] niet werkt niet (uitsluitend) samenhangt met fysieke en geestelijke beperkingen als gevolg van het ongeval. Dit is immers niet onderzocht door de verzekeringsarts van het UWV.

4.16.

Het vorenstaande brengt met zich dat op dit moment de gestelde beperkingen en het causaal verband tussen de gezondheidsklachten van [naam eiseres] en de gestelde beperkingen en schade niet vaststaat. Op [naam eiseres] rust de bewijslast van een en ander. Dit bewijs kan, zoals [naam eiseres] ook heeft aangeboden, worden geleverd in de vorm van onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige. De rechtbank is dan ook voornemens een verzekeringsgeneeskundige te benoemen en de volgende vragen aan de te benoemen deskundige voor te leggen:

Wilt u [naam eiseres] oproepen voor een gesprek en aan de hand van het rapport van 23 mei 2019 van neuroloog [naam 4] (waarvan het rapport van 20 maart 2019 van neuropsycholoog [naam 5] onderdeel uitmaakt) de functionele beperkingen van [naam eiseres] omschrijven en de belastbaarheid neerleggen in een belastbaarheidsprofiel (functionele mogelijkhedenlijst), een en ander ten behoeve van arbeidsdeskundig onderzoek?

Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

4.17.

Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte na tussenvonnis uit te laten over voornoemd voornemen van de rechtbank, de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen.

4.18.

Wat betreft het voorschot ter zake de kosten en het honorarium van de te benoemen deskundige is de rechtbank van oordeel dat, nu de aansprakelijkheid van Allianz niet in geschil is en het deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de omvang van de schade te kunnen begroten, Allianz dit voorschot dient te betalen.

Voorschot

4.19.

[naam eiseres] vordert voorts om Allianz vooruitlopend op de schadestaatprocedure te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schade van € 25.000,00. Ter onderbouwing daarvan heeft [naam eiseres] als productie 40 bij dagvaarding schadeoverzichten en bewijsstukken in het geding gebracht. Daaruit volgt dat Allianz per 20 mei 2019 een totaalbedrag van € 24.500,00 aan voorschotten heeft betaald. Daarnaast heeft Allianz in juni 2019 € 5.000,00 bevoorschot. Dit betekent volgens [naam eiseres] dat er € 17.990,00 te weinig is bevoorschot. Bovendien loopt de schade door. Allianz betwist dat zij te weinig heeft bevoorschot. Of het door [naam eiseres] gevorderde voorschot toewijsbaar is, zal de rechtbank hierna aan de hand van de afzonderlijke schadeposten beoordelen.

Kosten genezing en herstel

4.20.

De kosten voor genezing en herstel bedragen volgens [naam eiseres] € 3.134,18. Allianz heeft echter aangevoerd dat een medische indicatie ontbreekt voor de acupunctuur, de fysiotherapie en de osteopaat. [naam eiseres] wordt derhalve in de gelegenheid gesteld de daarmee verband houdende kosten van in totaal € 1.710,00 nader te onderbouwen. Tegen de overige gevorderde posten is geen verweer gevoerd, zodat het resterende bedrag van € 1.424,18 toewijsbaar is.

Reiskosten

4.21.

De reiskosten bedragen thans € 4.040,21. Allianz betwist de noodzaak van de gemaakte kosten voor een chauffeur omdat uit de adviezen van de medisch adviseurs van partijen volgt dat [naam eiseres] auto kon rijden. Uit het schadeoverzicht volgt dat de gemaakte kosten verband houden met het bezoek van [naam eiseres] aan Second Care in Zoetermeer. Uit het multidisciplinair intakeverslag van 13 oktober 2016 (productie 60) volgt echter dat het [naam eiseres] veel moeite kost om lange stukken te rijden. Volgens Second Care is de reisafstand gelet op de fysieke belastbaarheid van [naam eiseres] in combinatie met de belasting van het revalidatietraject te groot om zelf te rijden. Daarmee staat vast dat [naam eiseres] niet in staat was om zelf te rijden en derhalve kosten moest maken voor vervoer. Voorts betwist Allianz dat [naam eiseres] bijna 7.000 kilometer heeft gereden als gevolg van het ongeval. Deze enkele betwisting is gelet op de onderbouwing van [naam eiseres] echter onvoldoende om het gevorderde bedrag aan reiskosten af te wijzen. Het totaalbedrag van € 4.040,21 is derhalve toewijsbaar.

Huishoudelijke hulp/mantelzorg

4.22.

[naam eiseres] vordert een bedrag van € 19.550,00 voor kosten die verband houden met huishoudelijke hulp en mantelzorg. Allianz stelt zich op het standpunt dat [naam eiseres] niet heeft aangetoond dat zij een huishoudelijke hulpbehoefte heeft van 10 uur per week. Allianz betwist niet de verschuldigdheid van het totaalbedrag van € 1.820,00 dat is vastgesteld aan de hand van de richtlijn van de Letselschaderaad. Dit bedrag is derhalve toewijsbaar. Het resterende bedrag van € 17.730,00 dient [naam eiseres], gelet op het door Allianz gevoerde verweer, nader te onderbouwen. Zij zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld.

Verlies aan verdiencapaciteit

4.23.

[naam eiseres] vordert € 14.350,00. De juistheid van dit bedrag wordt door Allianz betwist. Na de door de verzekeringsarts verrichte expertise ligt het in de rede een arbeidsdeskundige te benoemen. De beoordeling van deze post zal derhalve in een later stadium aan de orde komen.

Verlies zelfwerkzaamheid

4.24.

[naam eiseres] vordert € 1.312,50 in verband met hulp die zij heeft gekregen bij haar verhuizing. Allianz voert als verweer dat het niet vaststaat dat [naam eiseres] in de situatie zonder ongeval zelf de werkzaamheden (behangen, schuren, schilderen) zou hebben uitgevoerd. Daarnaast betwist Allianz dat [naam eiseres] als gevolg van het ongeval zo beperkt is dat zij de werkzaamheden en de gebruikelijke werkzaamheden bij een verhuizing niet zelf kon uitvoeren. Gelet op de gezondheidsklachten van [naam eiseres] die zijn vastgesteld, is aannemelijk dat [naam eiseres] niet in staat was dergelijke werkzaamheden te verrichten. Daarbij betreft dit werkzaamheden waarvan kan worden aangenomen dat [naam eiseres] die normaal gesproken zelf zou hebben uitgevoerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

Overige materiële schade

4.25.

Aan overige materiële kosten vordert [naam eiseres] een bedrag van € 3.603,10. In de eerste plaats betreft het (a) een bedrag van € 1.087,50 aan extra collegegeld waarvan Allianz heeft aangevoerd dat [naam eiseres] niet heeft aangetoond dat zij als gevolg van het ongeval moest stoppen met haar opleiding. Deze post houdt verband met de vraag in hoeverre [naam eiseres] als gevolg van het ongeval beperkt was om haar werkzaamheden uit te voeren. De beoordeling van deze post zal derhalve, eveneens als het verlies aan verdiencapaciteit, worden aangehouden en in een later stadium worden beoordeeld.

De kosten voor het nekkussen (b) ad € 100,00 worden niet door Allianz betwist en zijn toewijsbaar.

Voorts vordert [naam eiseres] € 1.000,00 ter zake (c) de aanschaf van grotere kleding. Allianz betwist dat [naam eiseres] als gevolg van het ongeval is aangekomen, dat de nieuwe kleding daadwerkelijk is aangeschaft en dat die kleding in de situatie zonder ongeval niet zou zijn aangeschaft. Dit verweer slaagt. Feit is dat zonder ongeval ook van tijd tot tijd nieuwe kleding wordt aangeschaft zodat dergelijke kosten niet door de aansprakelijke partij vergoed hoeven worden. Deze post zal dan ook worden afgewezen.

De kosten ter zake de aanschaf van sportschoenen en -kleding (d) ad € 200,00 is om dezelfde reden niet toewijsbaar. Allianz heeft terecht aangevoerd dat [naam eiseres] voor het ongeval veel sportte zodat [naam eiseres], als het ongeval haar niet was overkomen, dergelijke kosten eveneens had gemaakt.

Het gevorderde bedrag van € 85,80 ter zake de vrije dag die de man van [naam eiseres] moest opnemen om haar naar school te brengen (e), wordt afgewezen. Allianz heeft terecht aangevoerd dat nergens uit blijkt dat [naam eiseres] als gevolg van het ongeval niet zelfstandig naar school kon gaan, bijvoorbeeld met het openbaar vervoer.

De telefoon- en portokosten ad € 50,00 worden niet betwist door Allianz, zodat deze zullen worden toegewezen.

Tot slot vordert [naam eiseres] € 1.080,00 ter zake wenkbrauwen epileren en haar kleuren. Allianz heeft aangevoerd dat [naam eiseres] niet heeft aangetoond dat zij voor het ongeval zelf haar wenkbrauwen epileerde en haar haar kleurde. Ook heeft zij volgens Allianz niet aangetoond dat zij als gevolg van het ongeval dermate beperkt is dat zij dit niet zelf kon doen. Bovendien ontbreekt bewijs dat [naam eiseres] daadwerkelijk het gevorderde bedrag heeft uitgegeven. Dit verweer van Allianz slaagt. Het gevorderde bedrag komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.

Immateriële schade

4.26.

Het gevorderde bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade wordt niet door Allianz betwist zodat dit bedrag toewijsbaar is.

Buitengerechtelijke kosten

4.27.

[naam eiseres] vordert ten slotte Allianz te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 13.598,17. [naam eiseres] legt het volgende aan deze vordering ten grondslag. Het vertrekpunt voor de vaststelling van de redelijke kosten is de tussen [naam eiseres] en haar belangenbehartiger bij aanvang van de zaak gemaakte kostenafspraak. [naam eiseres] is een redelijk uurtarief (€ 270,00 exclusief 6% kantoorkosten en btw) overeengekomen gelet op de kennis en ervaring van haar belangenbehartiger. De omvang van de verrichte werkzaamheden is eveneens redelijk. Bovendien heeft de raadsman van [naam eiseres] alle aan Allianz verzonden declaraties steeds voorzien van een uitgebreide urenspecificatie, waarin is vermeld welke werkzaamheden zijn verricht, en welke tijdsbesteding daarmee gepaard is gegaan. Allianz heeft de gespecificeerde nota’s steeds onbesproken en onweersproken onder zich gehouden, en slechts in zeer algemene zin aangegeven dat zij deze niet (volledig) wenste te vergoeden omdat de buitengerechtelijke kosten niet meer in verhouding stonden tot de door haar erkende schade. Door niet tijdig te reageren op de gespecificeerde nota’s en de in rekening gebrachte werkzaamheden, heeft Allianz haar recht verwerkt om dat alsnog te kunnen doen. [naam eiseres] verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 augustus 2012 (RBSGR:2012:BX8037).

4.28.

Allianz acht zich met de betaling van (in totaal) € 29.791,44 aan buitengerechtelijke kosten finaal gekweten. Bovendien hanteert de belangbehartiger van [naam eiseres] een te hoog uurtarief. Een uurtarief van maximaal € 245,00 exclusief btw is te beschouwen als een redelijk uurtarief. Verder acht Allianz de omvang van de werkzaamheden evenmin redelijk. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Allianz aan de hand van de declaratie van 17 januari 2018 toegelicht dat van bepaalde werkzaamheden, zoals het aanmaken van een dossier, onduidelijk is wat er feitelijk gebeurt. Ook is het intensieve contact dat heeft plaatsgevonden tussen [naam eiseres] en haar raadsman niet redelijk en wordt te veel tijd geschreven voor het lezen en versturen van e-mails. De uitspraak van de rechtbank Den Haag waar [naam eiseres] naar verwijst, kan haar niet baten omdat in die uitspraak de overige declaraties zonder enig protest waren vergoed en dat is hier niet het geval. Allianz heeft op een bedrag van € 50,00 en € 213,93 na voorschotten betaald en heeft dus niet de declaraties integraal vergoed. Het beroep op rechtsverwerking slaagt volgens Allianz dan ook niet.

4.29.

De rechtbank overweegt als volgt. Het enkele feit dat Allianz in algemene zin heeft aangegeven dat zij de buitengerechtelijke kosten niet (volledig) wenste te vergoeden omdat deze kosten niet meer in verhouding stonden tot de door haar erkende schade, is onvoldoende om te oordelen dat Allianz haar recht heeft verwerkt om gedetailleerder verweer te voeren. Temeer nu niet is gebleken dat Allianz zonder enig protest de declaraties integraal heeft vergoed. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Allianz, zal [naam eiseres] in de gelegenheid worden gesteld de omvang van de gemaakte buitengerechtelijke kosten nader te onderbouwen.

  1. De beslissing

De rechtbank

5.1.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 26 mei 2021 voor het nemen van een akte na tussenvonnis door [naam eiseres] ter zake hetgeen in rechtsoverwegingen 4.17, 4.20, 4.22 en 4.29 is overwogen, waarna Allianz zich bij antwoordakte na tussenvonnis kan uitlaten als bedoeld in rechtsoverweging 4.17, en kan reageren op de akte na tussenvonnis van [naam eiseres],

5.2.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander. Het is ondertekend door de rolrechter en op 28 april 2021 uitgesproken in het openbaar.

3078/2872

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey