Rb: werkgever aansprakelijk ex art 6:179 BW voor natrappend kalf, beperkt eigen schuld regime

Samenvatting:

Bedrijfsongeval in slachterij door natrappend kalf. 1. De kantonrechter acht de werkgever niet aansprakelijk ex art 6:758 BW. 2. De kantonrechter acht de werkgever wel aansprakelijk ex art 6:179 BW. Omdat de schade door werknemer binnen het dienstverband is geleden geldt daarvoor een beperkt eigen schuld regime. De kantonrechter verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 2001. “Hoewel het arrest van de Hoge Raad van 9 november 2001 betrekking had op een situatie waarin een werkgever aansprakelijk werd gesteld op grond van artikel 6:170 BW, leidt die omstandigheid er naar het oordeel van de kantonrechter niet toe dat het arrest restrictief moet worden uitgelegd in die zin dat het door de Hoge Raad geïntroduceerde beperkte eigen schuld regime niet van toepassing kan zijn bij een aansprakelijkheid ex artikel 6:179 BW jo. artikel 6:181 BW.” 3. Er is geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid.

ECLI:NL:RBGEL:2019:2220

Uitspraak delen

Instantie

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak

22-05-2019

Datum publicatie

23-05-2019

Zaaknummer

6830328 CV EXPL 18-1510

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie

Bedrijfsongeval in slachterij door natrappend kalf. Geen aansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW.

Wel ex artikel 6:179 BW. Omdat de schade door werknemer binnen het dienstverband is geleden geldt

daarvoor een beperkt eigen schuld regime. Er is geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid

bij werknemer zodat werkgever aansprakelijk is. (zie ook ECLI:NL:RBGEL:2018:5782)

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Apeldoorn

Zaakgegevens: 6830328 CV EXPL 18-1510

Grosse aan: mr. Gasman

Afschrift aan: mr. Eijkelenboom

Verzonden d.d.

vonnis d.d. 22 mei 2019 van de kantonrechter

in de zaak van

[eisende partij] ,

wonende te Zutphen,

eisende partij,

gemachtigde: mr. C. Gasman,

tegen

de besloten vennootschap Ekro B.V.,

gevestigd te Apeldoorn,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. M. Eijkelenboom.

Eiser zal hieronder ook [eisende partij] worden genoemd. Gedaagde partij zal hierna Ekro worden genoemd.

1

Het verdere procesverloop

1.1

Dit blijkt uit:

– het tussenvonnis van 21 november 2018;

– de akte uitlating van de zijde van Ekro;

– de antwoordakte van de zijde van [eisende partij] .

1.2

Hierna is vonnis bepaald op heden.

2

De verdere beoordeling

2.1

Bij voormeld tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld hun stellingen aan te vullen ter zake de vraag of het ongeval mede het gevolg is van een omstandigheid die [eisende partij] kan worden toegerekend (artikel 6:101 BW). In dat kader is tot nu toe onbelicht gebleven hoe daar in dit geval, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 9 november 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AD3985, NJ 2002/79, Van Doesburg/Tan) tegen aan moet worden gekeken, nu het ongeval [eisende partij] in de uitoefening van de werkzaamheden is overkomen.

2.2

Partijen zijn het erover eens dat als Ekro, na eventuele bewijslevering door [eisende partij] , uit hoofde van artikel 6:170 BW aansprakelijk zou blijken te zijn voor een fout van de collega [naam collega], Ekro slechts een beroep op eigen schuld toekomt indien en voor zover de schade te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid. Over de vraag of dit beperkte eigen schuld regime ook van toepassing is bij aansprakelijkheid ex artikel 6:179 BW jo. artikel 6:181 BW verschillen partijen van mening.

2.3

Ekro heeft in haar akte toegelicht waarom zij van mening is dat het beperkte eigen schuld regime haars inziens bij de risicoaansprakelijkheid voor dieren niet van toepassing is.

Zij brengt in dit verband naar voren dat de ratio en de rol van de werkgever bij de risicoaansprakelijkheid voor dieren fundamenteel afwijkt van de risicoaansprakelijkheid voor ondergeschikten. Het verschil is er volgens Ekro vooral in gelegen dat bij aansprakelijkheid voor fouten van ondergeschikten de werkgever invloed kan uitoefenen op de wijze waarop zijn werknemers zich tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden gedragen en daarop het nodige toezicht kan houden. Tegen die achtergrond acht Ekro het begrijpelijk dat ook bij toepasselijkheid van art. 6:170 BW een beperkt eigenschuldregime geldt. Dit is volgens haar wezenlijk anders bij de risicoaansprakelijkheid voor dieren. Daarop kan de werkgever geen invloed uitoefenen. De invloed van de werkgever op de gedragingen van het dier vormt geen vereiste voor het bestaan van de aansprakelijkheid voor door een dier aangerichte schade. De interne aansprakelijkheidsbegrenzing zoals art. 6:170 BW die wel kent (functioneel verband), kent art. 6:179 BW niet. De enkele omstandigheid dat de werknemer schade opliep in de uitvoering van zijn werkzaamheden (terwijl vaststaat dat de werkgever aan zijn zorgplicht voldeed) vormt naar mening van Ekro onvoldoende aanleiding om een (nog) verdergaande aansprakelijkheid in het leven te roepen voor situaties waarop de werkgever nu juist géén invloed kan c.q. hoeft uit (te) oefenen.

2.4

[eisende partij] heeft bij antwoordakte toegelicht waarom zijn inziens het beperkte eigen schuld regime ook bij de risicoaansprakelijkheid voor dieren van toepassing is. De schade is ook in zijn geval binnen het dienstverband geleden en het is Ekro die de arbeidsomstandigheden bepaald. De billijkheid eist dan overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 9 november 2001 dat de schuld van [eisende partij] die niet bestaat in opzet of bewuste roekeloosheid voor rekening van Ekro komt. Dit geldt volgens [eisende partij] zowel voor de aansprakelijkheid ex artikel 6:170 BW als voor die van artikel 6:179 BW. Beiden zijn immers risicoaansprakelijkheden. Dit geldt ook voor een slachterij als Ekro, juist nu er gewerkt wordt met dieren met onvoorspelbare gedragingen en het Ekro is die bepaalt hoe het productieproces wordt ingericht, aldus [eisende partij] .

2.5

Hoewel het arrest van de Hoge Raad van 9 november 2001 betrekking had op een situatie waarin een werkgever aansprakelijk werd gesteld op grond van artikel 6:170 BW, leidt die omstandigheid er naar het oordeel van de kantonrechter niet toe dat het arrest restrictief moet worden uitgelegd in die zin dat het door de Hoge Raad geïntroduceerde beperkte eigen schuld regime niet van toepassing kan zijn bij een aansprakelijkheid ex artikel 6:179 BW jo. artikel 6:181 BW. De Hoge Raad heeft in voormeld arrest overwogen dat “nu de schade binnen een dienstverband is geleden en het de werkgever is die in eerste instantie de werkomstandigheden bepaalt, de in artikel 6:101 lid 1 BW bedoelde billijkheid eist om de schuld van de werknemer die niet bestaat in opzet of bewuste roekeloosheid voor rekening van de werkgever te laten komen”. Ook de schade van [eisende partij] is binnen het dienstverband geleden. Ekro laat zijn werknemers werken met dieren en het is dus ook Ekro die in dat opzicht de werkomstandigheden bepaalt. Zij is immers degene die het productieproces inricht en in dat kader bijvoorbeeld bepaalt hoeveel kalveren per uur worden geslacht, hoe snel die kalveren na het verdoven via de sleuf op de krib terechtkomen en ook hoe snel zij vervolgens geslacht en aan de transportrails bevestigd moeten worden, zodat Ekro in die zin wel degelijk invloed uitoefent op de arbeidsomstandigheden.

Dat Ekro daarbij geen invloed heeft op de gedragingen van het dier, maakt dit niet anders. Het gaat erom dat zij op veel manieren kan anticiperen op die onberekenbare en gevaarlijke gedragingen door het productieproces daarop af te stemmen.

Overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 9 november 2001 eist de in artikel 6:101 lid 1 BW bedoelde billijkheid naar het oordeel van de kantonrechter daarom ook in dit geval dat de eventuele schuld van [eisende partij] die niet bestaat in opzet of bewuste roekeloosheid voor rekening van Ekro dient te blijven. Deze ruime uitleg van het arrest wordt ondersteund door de conclusie van Advocaat-Generaal mr. L. Strikwerda en de noot van mr. P.A. Stein bij het arrest en wordt daarnaast (ook recentelijk) onderschreven in de literatuur (zie S.D. Lindenbergh, Arbeidsongevallen en beroepsziekten, derde druk, 2016, blz. 78 en 115 en W.L.C. van der Grinten, Arbeidsovereenkomstenrecht, 26e druk, 2018, blz. 284).

2.6

Gesteld noch gebleken is dat sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid aan de kant van [eisende partij] . Ekro komt derhalve geen beroep op eigen schuld toe. De conclusie is dan ook dat Ekro, mede gelet op hetgeen reeds in het tussenvonnis van 21 november 2018 is overwogen, op grond van artikel 6:179 BW jo. artikel 6:181 BW aansprakelijk is voor de door [eisende partij] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade, zodat de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is. Datzelfde geldt voor de gevorderde veroordeling tot vergoeding van de schade nader op te maken bij staat.

2.7

De gevorderde vergoeding van een bedrag van € 3.498,97 aan buitengerechtelijke kosten is als niet bestreden eveneens toewijsbaar.

2.8

Nu de vordering op de meer subsidiaire grondslag toewijsbaar is, kan bewijslevering met betrekking tot de subsidiaire grondslag achterwege blijven.

2.9

Ekro zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en de nakosten worden veroordeeld.

3

Beslissing

De kantonrechter:

3.1

verklaart voor recht dat Ekro aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval op 8 augustus 2014;

3.2

veroordeelt Ekro tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente;

3.3

veroordeelt Ekro tot betaling aan [eisende partij] van een bedrag van € 3.498,97 aan kosten buiten rechte;

3.4

veroordeelt Ekro in de proceskosten tot op heden aan de zijde van [eisende partij] gevallen en vastgesteld op:

€ 103,81 aan dagvaardingskosten;

€ 226,00 aan griffierecht;

€ 2.400,00 aan salaris gemachtigde (3 punten x € 800,00);

te vermeerderen, indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan, met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag;

3.5

veroordeelt Ekro in de nakosten welke worden begroot op een bedrag van € 120,00 zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 120,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en, indien de nakosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag;

3.6

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

3.7

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.

(mk)

ECLI:NL:RBGEL:2018:5782

Uitspraak delen

Instantie

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak

21-11-2018

Datum publicatie

23-05-2019

Zaaknummer

6830328 CV EXPL 18-1510

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie

Bedrijfsongeval in slachterij door natrappend kalf. (vervolg zie

ECLI:NL:RBGEL:2019:2220)

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Apeldoorn

Zaakgegevens: 6830328 CV EXPL 18-1510

Afschrift aan: beide partijen

Verzonden d.d.

vonnis d.d. 21 november 2018 van de kantonrechter

in de zaak van

[eisende partij],

wonende te Zutphen,

eisende partij,

gemachtigde: mr. C. Gasman,

tegen

de besloten vennootschap Ekro B.V.,

gevestigd te Apeldoorn,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. M. Eijkelenboom.

Eiser zal hieronder ook [eisende partij] worden genoemd. Gedaagde partij zal hierna Ekro worden genoemd.

1

Het verdere procesverloop

1.1

Dit blijkt uit:

– het tussenvonnis van 27 juni 2018;

– de brief van [eisende partij] van 28 augustus 2018 met bijgevoegde dvd;

– de op 5 september 2018 van de zijde van Ekro overgelegde productie 5;

– de mondelinge behandeling van 11 september 2018. Door de gemachtigde van [eisende partij] is gebruik gemaakt van pleitaantekeningen en van het overige verhandelde is aantekening gehouden door de griffier.

1.2

Hierna is vonnis bepaald op heden.

2

De feiten

2.1

[eisende partij] is sinds 2008 via uitzendbureau Timing uitzendteam B.V. (hierna: Timing) bij Ekro werkzaam geweest als slachter.

2.2

De werkzaamheden van [eisende partij] bestonden uit het halal slachten van kalveren.

2.3

Het halal slachten vindt bij Ekro als volgt plaats. Een kalf wordt eerst verdoofd door een schutter. Door de verdoving zakt het kalf door de hoeven. Het verdoofde kalf rolt daarna via een sleuf op een tafel (ook wel krib genoemd), welke tafel zich circa 1 meter lager bevindt dan de plek van de schutter. De steker staat aan de voorzijde van die tafel, bij de kop en hals van het kalf. De steker dient de hals van het kalf door te snijden. Door een derde medewerker, de aanketter, die aan de achterzijde van de tafel staat, wordt vervolgens de achterpoot van het kalf bevestigd aan een ketting die hangt aan een transportrails. Met die ketting wordt het geslachte kalf van de tafel opgehesen en verder de slachterij in gevoerd.

2.4

Het Handboek Ekro bevat een op 5 april 2013 gemaakte versie van de werkplekinstructie “Bedwelmen, steken en aanketten”. Deze luidt, voor zover thans van belang:

“Werkwijze

De bedwelming houdt in dat het kalf gevoelloos wordt gemaakt. Het bedwelmen gebeurt met een schietmasker. In een schietmasker zit een pen die uitschiet, wanneer men een hendel over haalt. Deze pen schiet tegen het hoofd van het kalf. Het is noodzaak het kalf op de goede plek te raken, zodat de pen de hoofdhersenstam raakt. Wanneer deze stam wordt geraakt, wordt het kalf gevoelloos.

  1. Houdt het welzijn van het dier optimaal in acht.
  1. De dieren worden op passende wijze gefixeerd zodat hen vermijdbare opwinding, lijden, pijn en verwondingen wordt bespaard.
  1. Bedwelm zo snel mogelijk nadat het kalf in de val staat, let op correct schieten
  1. Plaats het schietmasker op de juiste plek. Deze plek kan worden gevonden door een lijn te trekken tussen de hoorn en het oog, aan beide kanten, zodat er een kruis gevormd wordt. in het midden, waar beide lijnen elkaar kruisen, is de plek om te schieten. Dit is weergegeven in afbeelding:

(…)

Controleer direct na het bedwelmen of deze op de juiste wijze is uitgevoerd. Dit kan ook worden uitgevoerd door de aanketter. Indien het dier onvoldoende bedwelmd is wordt het kalf opnieuw geschoten. Indien noodzakelijk omdat de bedwelmer niet meer bij het kalf kan, kan dat ook door de aanketter worden gedaan met een reservemasker.

Een juiste bedwelming is te herkennen aan:

  • onmiddellijk ineenstorten;
  • direct intreden van een kramp die 10-15 sec aanhoudt;
  • directe en aanhoudende afwezigheid van ritmische ademhaling;
  • geen oogreflex;
  • algehele spierverslapping na 15 sec.

Controle op de plek van bedwelmen vindt plaats met behulp van (…) Controleformulier Schieten kalveren.

  1. Steek direct na het bedwelmen.
  1. Breng halssnede op rituele wijze toe. Dat wil zeggen:

* Kop van kalf is naar het Zuidoosten gekeerd;

* De halssnede wordt met een mes in één vloeiende beweging toegebracht, waarbij slokdarm, luchtpijp en 2 halsslagaders doorgesneden worden.

De steker staat geregistreerd als belijdend Moslim (…)

  1. Ket het dier aan, aan rechterachterpoot.”

2.5

Op 8 augustus 2014 is [eisende partij] tijdens het uitvoeren van de slachtwerkzaamheden door een kalf tegen het hoofd geschopt en tegen een muur terecht gekomen.

3

De vordering en het verweer

3.1

[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

  1. voor recht zal verklaren dat Ekro aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval op 8 augustus 2014;
  2. Ekro zal veroordelen tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente;

III. Ekro zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.498,97 aan kosten buiten rechte;

  1. Ekro zal veroordelen in de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening binnen genoemde termijn niet plaats vindt – te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening alsmede voor- en nakosten met het bedrag volgens het gebruikelijke liquidatietarief.

3.2

[eisende partij] legt aan zijn vordering, bezien tegen de achtergrond van de feiten het volgende ten grondslag.

Het kalf is door de schutter niet goed verdoofd. Het dier maakte nog wilde bewegingen, ook nadat [eisende partij] de hals van het dier heeft doorgesneden. Desondanks heeft de schutter aan [eisende partij] de instructie gegeven om te helpen de achterpoot van het kalf te bevestigen aan een ketting. Die instructie had niet gegeven mogen worden nu het kalf onvoldoende was verdoofd en nog hevig bewoog. Bij het aanbrengen van de ketting is [eisende partij] door het kalf tegen het hoofd geschopt. Ekro is aansprakelijk voor de schade die [eisende partij] daardoor heeft geleden en nog zal lijden. [eisende partij] baseert die aansprakelijkstelling primair op artikel 7:658 BW. Ekro heeft niet voldaan aan de op haar als werkgever rustende zorgplicht. Zij heeft nagelaten die maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig waren om te voorkomen dat [eisende partij] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De subsidiaire grondslag voor de aansprakelijkstelling is dat Ekro op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor een door één van haar werknemers, in dit geval de schutter, gemaakte fout. Meer subsidiair kan Ekro als bezitter van het kalf aansprakelijk worden gehouden op grond van artikel 6:179 BW jo. 6:181 BW.

3.3

Ekro heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten en de nakosten.

Op de inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig nader worden ingegaan.

4

De beoordeling

De schending van de zorgplicht op grond van artikel 7:658 BW

4.1

Niet in geschil is dat [eisende partij] het ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Daarmee is Ekro ingevolge artikel 7:658 BW in beginsel aansprakelijk voor de ten gevolge van het ongeval geleden schade, tenzij Ekro stelt en zo nodig bewijst dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht, door zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven als redelijkerwijs nodig zijn om deze schade te voorkomen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Ekro daaraan voldaan. Aan dit oordeel ligt het volgende ten grondslag.

4.2

Vooropgesteld wordt dat met artikel 7:658 BW niet wordt beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het in dat artikel bedoelde gevaar, maar de strekking heeft om de werknemer in zoverre tegen dit gevaar te beschermen als redelijkerwijs in verband met de arbeid van de werkgever gevergd kan worden. Hierbij heeft tevens te gelden dat de mate van gevaarzetting mede bepalend is voor de mate van de vereiste veiligheidsvoorzieningen. Verder mag ook van een werknemer een zekere mate van voorzichtigheid verlangd worden.

4.3

Van de zijde van Ekro is onweersproken gesteld dat [eisende partij] zowel via Timing als door Ekro is voorgelicht over veiligheids- en gezondheidsaspecten binnen Ekro. Ekro heeft Verklaringen Voorlichting Veiligheid en Gezondheid overgelegd, welke door [eisende partij] zijn ondertekend. Daaruit blijkt dat Timing met [eisende partij] (onder meer) de Risico Inventarisatie & Evaluatie van Ekro heeft besproken en dat [eisende partij] daarvan een kopie heeft ontvangen. Tevens is het onderdeel ‘Arbo’ besproken. Daarmee heeft Ekro voldoende zorg gedragen voor algemene veiligheidsaspecten.

Daarnaast is als door Ekro gesteld en door [eisende partij] niet weersproken komen vast te staan dat [eisende partij] voor de uitoefening van zijn concrete werkzaamheden voldoende is geïnstrueerd. Ekro heeft toegelicht dat zij nieuwe medewerkers instrueert door middel van werkinstructies. Deze instructies worden met regelmaat herhaald. Op de naleving van die instructies wordt toegezien. Voor de werkzaamheden van [eisende partij] geldt in het bijzonder de werkinstructie ‘Bedwelmen, steken en aanketten’. [eisende partij] is geïnstrueerd conform die instructie. [eisende partij] is geïnstrueerd en gewaarschuwd om alert te zijn op de het feit dat een verdoofd kalf nog spiertrekkingen kan vertonen. Door [eisende partij] is ter comparitie expliciet erkend dat hij daarmee bekend was. Dit is ook aan de orde gekomen in de training ‘SVO Training Dierenwelzijn’ die [eisende partij] op de werkplek heeft gevolgd. Die training heeft specifiek betrekking op het bedwelmen van dieren en hoe daarbij te handelen. In die training worden onder meer instructies gegeven ten aanzien van de positie die de medewerkers aan de tafel moeten innemen om te voorkomen dat ze mogelijk geraakt worden door een ‘schoppend’ kalf en tevens wordt geïnstrueerd om in voorkomend geval te wachten tot de reflexen weg zijn.

Ten slotte is als niet weersproken komen vast te staan dat Ekro een scherm op de werkplek heeft geplaatst ter bescherming van haar werknemers tegen eventuele spiertrekkingen van kalveren. Als werknemers om wat voor reden dan ook naar de andere zijde van de krib moeten lopen, dan dienen zij om dat scherm heen te lopen.

Van de zijde van [eisende partij] is niet aangegeven wat Ekro nog meer had kunnen of moeten doen om haar werknemers tegen spiertrekkingen van kalveren te beschermen.

4.4

Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Ekro voldoende maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft gegeven om te voorkomen dat haar werknemers als gevolg van een ‘schoppend’ kalf schade kunnen lijden. Van aansprakelijkheid van Ekro op grond van artikel 7:658 BW is dan ook geen sprake.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 BW

4.5

[eisende partij] doet subsidiair een beroep op artikel 6:170 BW. Dat artikel bepaalt dat voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk is, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen.

4.5.1

[eisende partij] voert in dit verband aan dat de schutter, de heer [naam schutter] op 8 augustus 2014:

– het bewuste kalf niet goed heeft verdoofd, waardoor het kalf nog heftige bewegingen maakte,

– vervolgens niet heeft gewaarschuwd dat het kalf niet goed verdoofd was,

– aan [eisende partij] de instructie heeft gegeven om de aanketter te gaan helpen, welke instructie [eisende partij] heeft opgevolgd.

[naam schutter] had moeten ingrijpen en het proces moeten stoppen, aldus [eisende partij].

4.5.2

Van de zijde van Ekro is betwist dat er fouten in de zin van artikel 6:170 BW zijn gemaakt. Het kalf was wel degelijk goed verdoofd, maar vertoonde nog spiertrekkingen. [eisende partij] heeft na de verdoving het kalf de hals doorgesneden. Dit zou hij niet gedaan hebben als het kalf niet goed verdoofd was en nog zo heftig bewoog als nu door hem wordt beweerd. [naam schutter] heeft niet gezegd dat [eisende partij] de aanketter moest gaan helpen. Dit heeft [eisende partij] uit eigen beweging gedaan. Er was geen reden voor [naam schutter] om in te grijpen, als hij daar al de tijd/mogelijkheid voor had gehad. [naam schutter] mocht er vanuit gaan dat [eisende partij] de werkinstructies zou opvolgen en dus op zou passen voor een ‘schoppend’ kalf. In voorkomend geval moet gewacht worden tot de spiertrekkingen over zijn. Als je de juiste positie aan de tafel inneemt, kan je bovendien niet tegen het hoofd worden geschopt. Als het nodig was geweest, dan had [eisende partij] ook zelf de transportband stil kunnen zetten of een volgende ketting kunnen pakken om het kalf mee aan de transportrails vast te maken.

Mocht er al sprake zijn van een of meer fouten van [naam schutter] in de zin van artikel 6:170 BW, dan beroept Ekro zich op eigen schuld aan de zijde van [eisende partij]. [eisende partij] is immers zelf zo dicht met zijn hoofd bij de poten van het kalf gaan staan dat hij door die poten tegen het hoofd kon worden geraakt, aldus Ekro.

4.5.3

Bij de beoordeling of sprake is geweest van een door [naam schutter] gemaakte fout, zijnde een toerekenbare onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:170 BW en dus van aansprakelijkheid van Ekro daarvoor, hetgeen van eventuele bewijslevering door [eisende partij] afhankelijk is, speelt ook nog de vraag of het ongeval mede het gevolg is van een omstandigheid die [eisende partij] kan worden toegerekend. In dat kader is tot nu toe onbelicht gebleven hoe daar in dit geval tegen aan moet worden gekeken, nu het ongeval [eisende partij] in de uitoefening van de werkzaamheden is overkomen. In het arrest van de Hoge Raad van 9 november 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AD3985, NJ 2002/79) is overwogen dat als een werknemer in het kader van de uitvoering van de hem opgedragen werkzaamheden letsel oploopt als gevolg van zowel een gevaarscheppende handeling van een andere werknemer, waarvoor de werkgever uit hoofde van art. 6:170 BW aansprakelijk is, als van eigen schuld van de werknemer, de schade geheel voor rekening van de werkgever komt, tenzij de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Immers, nu de schade binnen een dienstverband wordt geleden en het de werkgever is die in eerste instantie de werkomstandigheden bepaalt, eist de in art. 6:101 lid 1 BW bedoelde billijkheid om de schuld van de werknemer die niet bestaat in opzet of bewuste roekeloosheid, voor rekening van de werkgever te laten komen, aldus de Hoge Raad in voormeld arrest.

4.5.4

Het debat tussen partijen heeft zich hierop nog niet toegespitst. De kantonrechter zal Ekro daarom in de gelegenheid stellen om bij akte haar stellingen op dit punt aan te vullen. [eisende partij] zal daarop bij akte mogen reageren, in welke akte hij eveneens zijn stellingen kan aanvullen.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:179 en 6:181 BW

4.6

Meer subsidiair stelt [eisende partij] dat Ekro op grond van artikel 6:179 jo. 6:181 BW aansprakelijk is voor de schade die [eisende partij] stelt te hebben geleden. Op [eisende partij], die een beroep doet op de rechtsgevolgen van artikel 6:179 jo. 6:181 BW, rust de stelplicht (en zo nodig de bewijslast) dat Ekro als bezitter van het kalf aansprakelijk is voor de schade die het kalf heeft aangericht. Het gaat daarbij blijkens de wetsgeschiedenis van voormeld wetsartikel om het gevaar dat schuilt in de “eigen energie” van het dier en het onberekenbare element dat daar in schuilt.

4.6.1

Vast staat dat [eisende partij] op enig moment door het kalf tegen zijn hoofd is geschopt. Volgens [eisende partij] was het kalf niet goed verdoofd en (nog) niet dood. De spiertrekkingen die het kalf op dat moment nog vertoonde, zijn te beschouwen als natuurlijk en onvoorspelbaar gedrag gelegen in de eigen energie van het kalf. Maar ook als wordt uitgegaan van de lezing van Ekro dat het kalf goed verdoofd, al geslacht en dus dood was, maar desondanks nog spiertrekkingen vertoonde, komen deze spiertrekkingen naar het oordeel van de kantonrechter nog altijd voort uit de eigen energie van het kalf en het onberekenbare element dat daarin in is gelegen.

4.6.2

Ook hier speelt vervolgens de vraag of het ongeval mede het gevolg is van een omstandigheid die [eisende partij] kan worden toegerekend, alsmede de vraag hoe daar, mede gelet op voormeld arrest van de Hoge Raad van 9 november 2001 in dit geval tegen aan moet worden gekeken, nu het ongeval [eisende partij] in de uitoefening van de werkzaamheden is overkomen. Partijen zullen zich daar over mogen uitlaten als hiervoor onder 4.5.4 is overwogen.

4.7

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5

Beslissing

De kantonrechter:

5.1

stelt Ekro in de gelegenheid om zich op de rolzitting van woensdag 19 december

2018 bij akte uit te laten als overwogen onder de overwegingen 4.5.4 en 4.6.2, en bepaalt

dat [eisende partij] in de gelegenheid zal worden gesteld op deze akte bij antwoordakte te reageren;

5.2

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.

(mk)

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey