Rb: verzekeraar veroordeeld om medewerking te verlenen aan aankoop van kavel

Samenvatting:

Deelgeschil na eerder deelgeschil over noodzakelijke verhuizing na ongeval. 1. Tussen partijen is niet in geschil dat  het kavel waarop verzoeker een optie heeft, de mogelijkheid biedt om daarop een passende woning te bouwen. De rechtbank is van oordeel dat verzekeraar daar redelijkerwijs aan moet meewerken, ook al is het evident dat verzoeker daarmee een huis verkrijgt dat veel meer waard is dan zijn huidige huis, en ook al zou het zo kunnen zijn dat de daaraan verbonden kosten hoger zijn dan de kosten van aanpassing van een bestaande woning. Aan de bezwaren van verzekeraar gaat de rechtbank voorbij omdat de jarenlange zoektocht naar een passend huis nu een einde moet krijgen en er geen concreet alternatief voorligt. De rechtbank veroordeelt verzekeraar om medewerking te verlenen aan de aankoop van het kavel en € 420.000 te betalen. 2. Dwangsom afgewezen. 3. Kosten deelgeschil: € 15.633,72.

ECLI:NL:RBMNE:2020:4801

Instantie

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak

28-10-2020

Datum publicatie

02-12-2020

Zaaknummer

C/16/508817 / HA RK 20-230

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Beschikking

Inhoudsindicatie

Deelgeschil. Letselschade. Noodzakelijke verhuizing. Moet verzekeraar meewerken aan aankoop kavel om daarop een aangepaste woning te kunnen realiseren? Na eerder deelgeschil: ECLI:NL:RBMNE:2019:6436.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/16/508817 / HA RK 20-230

Beschikking van 28 oktober 2020

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

verzoekende partij,

advocaat mr. A.H. Blok te Hardinxveld-Giessendam,

tegen

1 [gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

  1. de naamloze vennootschap

N.V. UNIVÉ SCHADE,

gevestigd te Assen,

verwerende partij,

advocaat mr. M.T. Spronck te Apeldoorn.

Partijen zullen hierna [verzoeker] en Univé worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Dit is een deelgeschilprocedure zoals geregeld in artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

1.2.

[verzoeker] diende een verzoekschrift in met 45 producties en een akte waarin het verzoek werd gewijzigd, met producties 46 tot en met 65B. Univé diende een verweerschrift in met vier producties en bij brief van 9 oktober 2020 nog een aanvullende productie (5).

1.3.

Tussen partijen is vorig jaar ook een deelgeschilprocedure gevoerd bij deze rechtbank (zaak-/rekestnummer C/16/480413 / HA RK 19-135). In dit deelgeschil heeft de rechtbank op 18 december 2019 uitspraak gedaan. In dit tweede deelgeschil refereert [verzoeker] aan stukken uit het dossier van het eerste deelgeschil. Die stukken zijn de rechtbank en Univé bekend. De advocaat van [verzoeker] heeft aangeboden om een afschrift van de stukken van die eerste zaak over te leggen in deze procedure en de rechtbank heeft laten weten dat dit vooralsnog niet nodig is omdat het dossier intern beschikbaar is en ook Univé daarover beschikt.

1.4.

Het verzoek is met partijen besproken op de zitting van 15 oktober 2020. In overleg met partijen heeft de rechter aan het einde van de mondelinge behandeling bepaald dat op 28 oktober 2020 uitspraak zal worden gedaan.

2 Het geschil en de beoordeling

inleiding

2.1.

Het gaat in deze zaak om de afwikkeling van de schade die [verzoeker] lijdt door een verkeersongeval in 2007. Hij heeft daarbij letsel opgelopen dat tot blijvende beperkingen heeft geleid. Univé heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend en moet dus de schade vergoeden die [verzoeker] door dat ongeval lijdt.

2.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] door zijn beperkingen moet verhuizen naar een woning die daarop is aangepast. Trivium Advies is ingeschakeld om in kaart te brengen wat daarvoor nodig is en stelde in 2015 een Programma van Eisen (PvE) op (zie ook punt 2.2 en 2.11 van de beschikking in het eerste deelgeschil). Op basis van dat PvE is gezocht naar concrete mogelijkheden en daarbij is ook een globale inschatting van de kosten van aanpassing van de gevonden bestaande woningen gemaakt en ook van nieuwbouw. Die kosten laten zich echter moeilijk op voorhand en in zijn algemeenheid ramen en worden pas echt duidelijk als het gaat om een concreet object. Tegelijkertijd is de huizenmarkt dynamisch; voor de aankoop van een concrete woning of een concrete kavel moet vaak snel gehandeld worden. Dat leidde tot een impasse. [verzoeker] woont nog steeds in zijn huis terwijl hij daarin niet goed uit de voeten kan. De kosten van overleg en juridische bijstand lopen op terwijl partijen niet veel verder zijn dan tijdens de tweede mondelinge behandeling in het eerste deelgeschil, nu een jaar geleden. Er moeten stappen worden gezet.

ontwikkelingen na het eerste deelgeschil

2.3.

Uit het dossier komt het volgende naar voren:

Eind februari 2020 is Trivium opnieuw door partijen ingeschakeld met het verzoek om “conform de beschikking van 18 december 2019 de eerdere begeleiding te hervatten met betrekking tot de verhuizing van [ [verzoeker] ] naar een aanpasbare en/of aangepaste woning enerzijds en de daarvoor door Univé te verstrekken financiële middelen en/of te verstrekken garantstelling anderzijds”. In zijn brief van 21 februari 2020 namens [verzoeker] meldt mr. Blok daarbij dat [verzoeker] in [woonplaats 1] wil blijven wonen, geen serieuze opties ziet in bestaande bouw en aanneemt dat een op een kavel te ontwikkelen woning de snelste en beste mogelijkheid biedt voor de beoogde verhuizing, terwijl Univé nog(maals) de mogelijkheden van bestaande bouw wil onderzoeken. Verzocht wordt om een bespreking en namens [verzoeker] werd aangedrongen op spoed vanwege de aan de optie voor de kavel verbonden termijnen. (productie 6 verzoekschrift)

Op 14 maart 2020 hebben [verzoeker] en zijn vrouw zich ingeschreven op een nieuwbouwproject in [woonplaats 1] . Zij werden een paar dagen later ingeloot kavel [nummeraanduiding] in het project [naam project] .

Partijen hadden vervolgens op 8 april 2020 een overleg. In het verslag van 8 april 2020 van dat overleg (productie 18 verzoekschrift) staat onder meer het volgende: Trivium onderzoekt gedurende een periode van een week vanaf die dag de al dan niet beschikbare woningen in de bestaande bouw in en binnen een straal van 10 kilometer om [woonplaats 1] en stelt een calculatie op voor een nieuwbouwwoning op kavel [nummeraanduiding] van het project [naam project] . De week daarna zal daarvan dan verslag worden gedaan. [verzoeker] informeert de anderen over de aan de optie verbonden termijnen en Univé laat, afhankelijk van de uitkomst van de zoektocht in de bestaande bouw ‘op korte termijn’ nadien weten of het traject richting aankoop en (ver)bouw kan worden gestart. Indien de kavel de enige optie blijft, gaat dat stapsgewijs: a. goedkeuring aankoop kavel, vervolgens b. gesprek over en goedkeuring bouwplan enz.

Trivium deed verslag met een rapport van 17 april 2020 (productie 23 verzoekschrift). Daarin is onder de kop ‘beschikbare woningen in een straal van 10 kilometer rond [woonplaats 1]’ een overzicht gegeven van de beschikbare woningen met daarbij of en hoe die aanpasbaar zijn aan het PvE. Een kostenraming is daarbij niet gegeven vanwege de tijdsdruk. De vraagprijs van de daar genoemde huizen, die niet op voorhand als niet aan te passen zijn aangemerkt, ligt tussen € 425.000 en € 1.295.000. Trivium merkt hierover samenvattend op:

“Uit voornoemde blijkt dat er sowieso geen instapklare woning is en dat veel woningen nog de nodige aanpassingen behoeven, waarvan bij bezichtiging naar verwachting de minimale aanpassingen, zoals nu opgesomd meer zullen zijn.

Daarbij gaf cliënt aan dat voor hem buiten [woonplaats 1] wonen, mede vanwege de kerkelijke gemeente, geen optie is.

Ook is het de vraag of in de genoemde lijst een woning naar voren zal komen die veel ‘goedkoper’ is dan nieuwbouw. Immers bij nieuwbouw kan de woning in één keer conform de eisen worden ingedeeld.

Het is ter bespreking aan partijen of er nog vervolgacties genomen dienen te worden rondom de lijst zoals weergegeven.

Bezichtigingen zijn mogelijk, waarbij dan een volledige kostenraming voor verbouwing opgesteld kan worden.”

In het Trivium-rapport van 17 april 20202 (productie 23 verzoekschrift) staat onder de kop ‘calculatie nieuwbouw’ dat nog niet alle uitgangspunten duidelijk zijn en dat twee varianten zijn doorgerekend; een kleinere met bescheiden architectuur en afwerking en een grotere met mooiere materialen en meer aandacht voor architectuur. Trivium merkt daarbij op dat bij de duurdere variant ook rekening is gehouden met de extra eisen die gelden voor bouwwerken waarvoor de aanvraag na 1 januari 2021 wordt ingediend, en de hogere kosten die dat met zich meebrengt. Het gaat om respectievelijk € 584.295 en € 843.186.

Naar aanleiding van het rapport van Trivium vroeg Univé Trivium op 23 april 2020 (productie 25 verzoekschrift) om de kosten van aanpassing van een in het rapport genoemd beschikbaar huis in [plaatsnaam] nader te onderzoeken. Namens [verzoeker] werd daartegen op 24 april 2020 bezwaar gemaakt; het strookt niet met het – zoals hij dat leest – advies van Trivium om door te gaan met de aankoop en bouw op kavel [nummeraanduiding] en [verzoeker] maakt bezwaar tegen een verhuizing naar [plaatsnaam] , dat 17 kilometer van [woonplaats 1] is (productie 26 verzoekschrift).

Op 30 april 2020 deed Univé [verzoeker] het voorstel om hem een (hypothecaire) lening te verstrekken voor de aanschaf van een huis zodat [verzoeker] zelf zijn woonwensen verder kan invullen wetende welk budget hij beschikbaar heeft. Univé vroeg of [verzoeker] open staat voor overleg over een maximaal door haar ter beschikking te stellen bedrag. (productie 30 verzoekschrift)

Namens [verzoeker] reageerde mr. Blok op 12 mei 2020 (productie 31 verzoekschrift). Hij vroeg in de eerste plaats of dit betekent dat Univé instemt met aankoop van kavel [nummeraanduiding] en dus met nieuwbouw, omdat dit ‘glashelder’ moet zijn voordat partijen verder gaan. Verder wordt benadrukt dat de benodigde som op voorhand niet goed te noemen is en dat het aan Univé is om haar voorwaarden concreet te maken. Partijen moeten het er daarbij over eens zijn dat het bereiken van overeenstemming over een totale som geen voorwaarde moet zijn voor de aankoop van de kavel en wat daarbij aan kosten komt kijken.

Op 18 mei 2020 schreef de advocaat van Univé aan de advocaat van [verzoeker] (productie 32 verzoekschrift): “Wat Univé betreft maken partijen een afspraak om overleg te voeren over 2 aspecten, te weten: vaststelling bedrag dat Univé als hypothecaire lening zal verstrekken (1) en vaststelling alle schadecomponenten (2). (…)

Het doel van e.e.a. is dat partijen enerzijds een definitieve oplossing van het geschil bereiken en anderzijds uw cliënt de mogelijkheid heeft een woning aan te kopen of te realiseren die voldoet aan het PvE van Trivium. (…)”

Op 20 mei 2020 vroeg mr. Blok namens [verzoeker] (productie 33 verzoekschrift) nogmaals om een antwoord op de in zijn brief van 12 mei 2020 gestelde vragen omdat eerdere pogingen om via de schade ‘achteraan’ te beginnen om ‘vooraf’ een oplossing te bereiken op niets zijn uitgelopen. [verzoeker] wil niet in een klempositie komen door zich vast te leggen op een bedrag/budget. Als Univé instemt met aankoop van de kavel en nieuwbouw, kunnen partijen verder.

Univé reageerde op 28 mei 2020 (productie 34 verzoekschrift): “(…) U gaat blijkbaar uit van een situatie waarbij Univé het gehele bouwproces vanaf het begin tot eind doorloopt met uw cliënt zodat het bedrag waarvoor Univé moet bijdragen een open einde zou moeten hebben. Eigenlijk komt dit neer op het verstrekken van een blanco cheque.

Om maar met de deur in huis te vallen, daartoe zijn wij niet bereid. De nadere invulling van de bouwplannen, inclusief meerwerk, stelposten, enz. zijn een zaak van uw cliënt waarmee Univé zich niet wil bemoeien. Wij zijn uitsluitend bereid om een nader overeen te komen budget ter beschikking te stellen in de vorm van een hypothecaire lening, waarmee uw cliënt de gelegenheid krijgt om een huis te bouwen dat is aangepast aan zijn beperkingen en voldoet aan het programma van eisen dan wel een bestaande woning aan te kopen en te verbouwen. (…)

Mijn intentie is om op korte termijn een definitieve regeling te bereiken voor alle schadeposten, inclusief de woningaanpassing, zodat uw cliënt voor zijn keuzes met betrekking tot zijn nieuwe woning niet meer afhankelijk is van voorafgaande goedkeuring van Univé. Ik wil daarom een regeling met betrekking tot het huis uitdrukkelijk onderdeel laten uitmaken van een totale regeling van alle schadeposten. (…)”

Dan loopt het verder vast; mr. Blok herhaalde wat hij eerder schreef, sommeerde Univé om in te stemmen met de aankoop van de kavel als verzocht op 12 mei 2020 en kondigde rechtsmaatregelen aan omdat de termijn van de optie (2 november 2020) dreigt te verlopen. (productie 35 e.v. verzoekschrift)

Univé bleef onderzoeken wat de kosten zijn van aanpassing van bestaande bouw en stelde uiteindelijk voor een renteloze hypothecaire lening te verstrekken van € 625.000 (productie 38 verzoekschrift).

verzoek [verzoeker]

2.4.

Tegen deze achtergrond verzoekt [verzoeker] nu dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

voor recht verklaart dat Univé niet van [verzoeker] kan verlangen om te verhuizen naar een woning buiten de bebouwde kom van [woonplaats 1] ;

voor recht verklaart dat Univé gehouden is medewerking te verlenen aan de aankoop van kavel [nummeraanduiding] van het project [naam project] ;

Univé veroordeelt

– om uiterlijk binnen 24 uur na uitspraak van de rechtbank medewerking te verlenen aan aankoop, levering en overdracht van kavel [nummeraanduiding] van het project [naam project] ;

– door (ten titel van (voorschot op) schadevergoeding) uiterlijk 1 november 2020 € 420.000 te voldoen op de derdengeldenrekening van [naam notariskantoor] ;

– te vermeerderen met alle bijkomende kosten van notariële werkzaamheden, kadastrale inschrijving e.d., door de notaris op te geven;

– op straffe van een onmiddellijk en zonder verdere formaliteiten opeisbare, niet voor matiging vatbare dwangsom van € 25.000 per dag of gebeurtenis dat Univé daarmee in gebreke is de gevorderde medewerking te verlenen, met een maximum van € 1.500.000;

Univé veroordeelt

– om uiterlijk binnen 48 uur na daartoe strekkend eerste verzoek van [verzoeker] medewerking te verlenen aan het op de kavel realiseren van een aangepaste woning die voldoet aan het Programma van Eisen van Trivium Advies van 22 april 2015;

– ook op straffe van een onmiddellijk en zonder verdere formaliteiten opeisbare, niet voor matiging vatbare dwangsom van € 25.000 per dag of gebeurtenis dat Univé daarmee in gebreke is en/of zal blijven, met een maximum van € 1.500.000;

voor recht verklaart dat Univé niet voorafgaand aan het moment waarop op kavel [nummeraanduiding] een woning is gerealiseerd, althans niet voorafgaand aan de aankoop van kavel [nummeraanduiding] van [verzoeker] kan verlangen dat hij een maximum benodigd bedrag noemt en/of overeenkomt en/of bepaalt;

bepaalt dat bij het voorgaande eventueel geldende (nadere) voorwaarden, de inhoud en formulering van het recht van hypothecaire zekerheid op de kavel en/of de woning daaronder begrepen, onderwerp zal moeten zijn van buitengerechtelijk overleg met notarieel en financieel deskundigen en deze niet in de vorm van bijkomende voorwaarden de aankoop van de kavel en het daarop realiseren van een aangepaste woning mag vertragen en/of verhinderen;

– opnieuw op straffe van een onmiddellijk en zonder verdere formaliteiten opeisbare, niet voor matiging vatbare dwangsom van € 25.000 per dag of gebeurtenis dat Univé daarmee in gebreke zal blijven, met een maximum van € 1.500.000;

voor recht verklaart dat Univé gehouden is tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 15.010,70, althans € 9.543,13, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag of voorschot;

Univé veroordeelt om aan [verzoeker] te voldoen de kosten van dit deelgeschil, conform de specificatie begroot op € 15.633,72;

bepaalt dat Univé de onder 8) genoemde kosten binnen 14 dagen na de datum van de beschikking moet voldoen op de rekening van Stichting Beheer Derdengelden BVD-Advocaten in [woonplaats 1] en dat wettelijke rente verschuldigd zal zijn als dit bedrag niet binnen deze termijn zal zijn voldaan.

2.5.

[verzoeker] stelt dat partijen in april 2020 hadden afgesproken dat er nog eenmaal gedurende een week gekeken zou worden naar alternatieven in bestaande bouw (met de nodige aanpassingen) en dat uit het rapport van 17 april 2020 dat Trivium vervolgens opstelde naar voren is gekomen dat er geen sprake was van een concreet redelijk alternatief voor nieuwbouw. Univé moet daarom haar medewerking verlenen aan (de financiering van) de aankoop van de kavel en de bouw daarop van een passende woning in het project [naam project] als door [verzoeker] beoogd. Volgens [verzoeker] blijkt uit de hele gang van zaken na het eerste deelgeschil dat Univé daar (impliciet) mee heeft ingestemd en/of dat hij daarop in ieder geval gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen en/of dat Univé haar recht heeft verwerkt om daar haar goedkeuring aan te onthouden. Hij benadrukt daarbij dat er al jaren, in elk geval sinds 2010, en sinds 2015 met inschakeling van Trivium, is gezocht naar een passende woning en dat hij in die tijd ook veel bestaande woningen heeft bekeken. Telkens blijken daaraan toch haken en ogen te zitten. Hij heeft geen onredelijke wensen en is ten einde raad. Deze kavel [nummeraanduiding] biedt nu de mogelijkheid om toch nog een aantal jaar goed te kunnen wonen, een andere concrete mogelijkheid in [woonplaats 1] doet zich nu niet voor.

verweer Univé

2.6.

Volgens Univé wil [verzoeker] teveel. Zij betwist dat zij akkoord is gegaan met aankoop van de kavel en een nieuwbouwwoning en ook dat zij die indruk heeft gewekt of haar recht heeft verwerkt om daar niet mee akkoord te gaan. Univé benadrukt dat uit de stukken blijkt dat aanpassing van een bestaand huis significant minder kost dan nieuwbouw van een passend huis op de door [verzoeker] beoogde kavel en zij meent dat van [verzoeker] ook kan worden gevergd dat hij buiten [woonplaats 1] gaat wonen. Daarmee is er geen grond om de verzoeken toe te wijzen. De buitengerechtelijke kosten waarvan [verzoeker] vergoeding vraagt zijn volgens Univé bovenmatig, zeker in het licht van het feit dat er al ruim € 85.000 aan kosten voor rechtsbijstand is vergoed. Ook voor deze deelgeschilprocedure wordt teveel aan kosten gevraagd meent Univé.

oordeel rechtbank

2.7.

De rechtbank volgt [verzoeker] niet in zijn stelling dat met het rapport van 17 april 2020 van Trivium al duidelijk was dat er geen redelijk alternatief was in bestaande bouw (ten opzichte van de door hem beoogde nieuwbouw) en daar – zo begrijpt de rechtbank zijn betoog tijdens de mondelinge behandeling – geen beslissing meer over hoefde te worden genomen. Voorafgaand aan de opdracht aan Trivium was aanpassing van bestaande bouw voor [verzoeker] al een gepasseerd station en de kavel bood hem mogelijkheden. Univé wilde de (kosten van) aanpassing van een bestaand huis juist nog wel bij de verdere stappen betrekken. Dat blijkt uit de opdracht aan Trivium en de afspraken die op 8 april 2020 zijn gemaakt. Uit die afspraken volgt dat het onderzoek door Trivium was bedoeld om in kaart te brengen wat nieuwbouw op de kavel zou kosten en of er op dat moment alternatieven waren in de bestaande bouw. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek zou Univé laten weten of zij instemde met aankoop van de kavel. Uit het rapport van 17 april 2020 van Trivium volgt niet zonder meer dat aanpassing van bestaande bouw niet tot de mogelijkheden behoort en Trivium geeft daarover geen advies. Dat was ook niet de insteek; de bedoeling was om meer zicht te bieden op de kosten en mogelijkheden en het was aan partijen om de volgende stap te zetten.

2.8.

Uit de stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook niet dat Univé akkoord is gegaan – of die indruk heeft gewekt – met de aankoop van de kavel en nieuwbouw. Univé heeft na het rapport van 17 april 2020 van Trivium nader onderzoek gevraagd om ook zicht te krijgen op de kosten van aanpassing van bestaande bouw en zij heeft vervolgens – wat daar verder ook van zij – voorstellen gedaan om alsnog op een andere manier tot overeenstemming te komen. Dat was wellicht voor [verzoeker] een onaanvaardbare stap terug in de al jaren slepende discussie over de aankoop van een passende woning, maar daarmee heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet haar recht verwerkt om niet akkoord te gaan met aanschaf van de kavel en nieuwbouw.

2.9.

De vraag ligt nu voor of toch de door [verzoeker] beoogde volgende stap – van aankoop van de kavel en nieuwbouw – moet worden gezet. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. De rechtbank volgt daarbij Univé niet in haar stelling dat [verzoeker] in feite steeds heeft aangestuurd op nieuwbouw en minder kostbare redelijke alternatieven niet in overweging heeft willen nemen. [verzoeker] heeft benadrukt dat hij al jarenlang bezig is met de zoektocht naar een ander huis, ook in bestaande bouw, en dat juist om te komen tot een ook voor Univé aanvaardbare oplossing, Trivium is ingeschakeld. Dat is niet weerlegd, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Dat [verzoeker] redelijke mogelijkheden van de hand heeft gewezen is niet naar voren gekomen.

2.10.

Tussen partijen is niet in geschil dat kavel [nummeraanduiding] in het nieuwbouwproject [naam project] in [woonplaats 1] waarop [verzoeker] nu een optie heeft, de mogelijkheid biedt om daarop een passende woning te bouwen. De rechtbank is van oordeel dat Univé daar redelijkerwijs aan moet meewerken, ook al is het evident dat [verzoeker] daarmee een huis (en een perceel) verkrijgt dat veel meer waard is dan zijn huidige huis en perceel, en ook al zou het zo kunnen zijn dat de daaraan verbonden kosten hoger zijn dan de kosten van aanpassing van een bestaande woning. Dat ligt niet zonder meer in de rede en het is begrijpelijk dat Univé daar bezwaren tegen heeft. Aan die bezwaren gaat de rechtbank voorbij omdat de jarenlange zoektocht naar een passend huis nu een einde moet krijgen en er geen concreet alternatief voorligt. Het mag zo zijn dat er ook in en rond [woonplaats 1] huizen te koop staan die aangepast kunnen worden aan het PvE, maar dat daar ook een huis bij is dat ook overigens voldoet aan de – niet onredelijke – woonwensen van [verzoeker] is niet gebleken. Dat niet ondenkbaar is dat zo’n huis wel gevonden kan worden, legt onder de gegeven omstandigheden niet voldoende gewicht in de schaal. Wanneer dat zou zijn is immers volstrekt onduidelijk en het staat ook niet vast dat de aanschaf en aanpassing van een bestaand huis zonder meer zoveel voordeliger is, dat reeds om die reden verder zou moeten worden gezocht naar een geschikte bestaande woning. Dat blijkt niet uit het meergenoemde rapport van Trivium. Univé is in haar berekeningen daarover uitgegaan van relatief goedkope huizen en nam aan dat aanpassingen veelal – ook voor wat betreft de daarvoor benodigde vergunningen – mogelijk en qua kosten overzichtelijk zouden zijn, en dat geeft een enigszins vertekend beeld. Daarmee is de inschatting van Trivium, dat het de vraag is of in de genoemde lijst een woning naar voren zal komen die veel ‘goedkoper’ is dan nieuwbouw, naar het oordeel van de rechtbank niet weerlegd.

2.11.

In het eerdere deelgeschil tussen partijen is op 18 december 2019 voor recht verklaard dat Univé gehouden is om ervoor te zorgen dat [verzoeker] daadwerkelijk een passende of aanpasbare woning kan aankopen en om de voor aankoop en bewoning noodzakelijke financiële middelen te verschaffen (zie punt 3.1. van de beschikking van 18 december 2019). Er ligt nu een concrete mogelijkheid voor om daaraan te voldoen. Het plan van [verzoeker] om de kavel aan te kopen en daarop een huis te laten bouwen, is in deze uitzonderlijke zaak en in het licht van al hetgeen daar de afgelopen jaren aan vooraf is gegaan, niet onredelijk en van Univé kan worden gevergd dat zij hem in staat stelt om dit te realiseren. In die lijn zal worden beslist.

2.12.

De rechtbank gaat daarbij voorbij aan het bezwaar van Univé dat [verzoeker] , bij toewijzing van zijn verzoeken in feite een ‘blanco cheque’ krijgt, omdat nog niet duidelijk is hoeveel geld er precies gemoeid zal zijn met de bouw van een passend huis op de kavel. Partijen hebben Trivium ingeschakeld om hen hierin te begeleiden en tussen partijen is niet in geschil dat dit in vergelijkbare situaties in de regel tot een goede oplossing leidt. Er is onvoldoende aanleiding om op voorhand aan te nemen dat dat in deze zaak anders is.

conclusie over de verschillende onderdelen van het verzoek

2.13.

Het eerste onderdeel van het verzoek zal worden afgewezen. Omdat Univé haar medewerking moet verlenen aan de aanschaf van en de bouw van een passende woning op kavel [nummeraanduiding] in [woonplaats 1] waar [verzoeker] nu een optie op heeft, valt niet in te zien welk belang hij heeft bij de verzochte verklaring voor recht.

2.14.

Onderdelen 2, 3 en 4 worden toegewezen, met dien verstande dat over het voor de aankoop van de kavel benodigde bedrag van € 420.000 niet op voorhand zal worden bepaald dat dit bedrag geldt als (voorschot op) te betalen schadevergoeding. Het bedrag moet tijdig beschikbaar worden gesteld en of dit uiteindelijk geheel of gedeeltelijk wordt meegenomen in een aan [verzoeker] door Univé te verstrekken (renteloze en/of hypothecaire) lening of niet, moet nader worden uitgewerkt.

2.15.

Onderdeel 5 zal worden afgewezen. Het komt de rechtbank niet onverstandig voor om toch te proberen alsnog overeenstemming te bereiken over een regeling waarbij een totaalbedrag beschikbaar wordt gesteld. Dat zou verdere discussies tussen partijen wellicht kunnen voorkomen. Dergelijke onderhandelingen moeten niet in de weg staan aan uitvoering van deze beschikking, maar dat spreekt voor zich.

2.16.

Onderdeel 6 wordt toegewezen in die zin, dat zal worden bepaald dat bij het realiseren van de vervolgstappen (nadere) voorwaarden, de inhoud en formulering van het recht van hypothecaire zekerheid op de kavel en/of de woning daaronder begrepen, onderwerp moeten zijn van buitengerechtelijk overleg met (zonodig) notarieel en financieel deskundigen en dat Univé daaraan haar medewerking moet verlenen op een wijze die niet, voor zover zij dat in haar macht heeft, de aankoop van de kavel en het daarop realiseren van een aangepaste woning vertraagt en/of verhindert.

dwangsom

2.17.

[verzoeker] verzoekt bij de (toe te wijzen) onderdelen 3, 4 en 6 telkens dat de rechtbank Univé veroordeelt tot betaling van een dwangsom als zij haar medewerking aan

– kort gezegd – de verschillende te nemen stappen niet verleent. Daartoe ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding. Van een rechtspersoon als Univé mag worden aangenomen dat zij ook zonder een dergelijke prikkel voldoet aan veroordelingen en er is in deze zaak geen reden om op voorhand te vrezen dat zij dat niet zal doen. In zoverre zal de rechtbank het verzoek afwijzen.

kosten van rechtsbijstand

2.18.

De onderdelen 7 en 8 van het verzoek zien op de kosten van rechtsbijstand van [verzoeker] . Dan gaat het eerst (in onderdeel 7) om de kosten die voorafgaand aan deze procedure zijn gemaakt. Onderdeel 8 ziet op de kosten die voor dit deelgeschil zijn gemaakt en op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv moeten worden begroot. Voor de beoordeling van buitengerechtelijke kosten en de begroting van de kosten van deze procedure geldt dezelfde maatstaf van de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets (artikel 6:96 lid 2 BW): zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.

Het eerste punt is niet in geschil. Dat [verzoeker] zich laat bijstaan door een advocaat is onder de gegeven omstandigheden redelijk. De redelijke kosten daarvan moeten door Univé gedragen worden. Wat redelijk is, is wel een punt van discussie. De rechtbank gaat daarop hierna verder in.

buitengerechtelijke kosten

2.19.

[verzoeker] verzoekt een bedrag van € 15.010,70 aan buitengerechtelijke kosten, althans € 9.543,13, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag of voorschot. [verzoeker] heeft deze post met productie 46 onderbouwd, met een specificatie waaruit voldoende blijkt dat zijn advocaat de aan de kostenberekening ten grondslag liggende uren aan de zaak heeft besteed. Univé voert aan dat zij tot en met de zomer van 2020 een bedrag van € 85.107,51 aan kosten buiten rechte betaalbaar heeft gesteld. Zij vindt dat dat bedrag de dubbele redelijkheidstoets al niet meer kan doorstaan, laat staan de meerkosten die nu namens [verzoeker] worden gevraagd.

2.20.

Het gaat er in deze zaak om of er niet teveel tijd aan de zaak is besteed en of Univé in het voortraject niet al zoveel heeft betaald dat er nu geen grond is om verder te bevoorschotten. Kennelijk dateert de laatste betaling door Univé voor kosten van rechtsbijstand van vóór 6 mei 2019, dat is in ieder geval de eerste datum die op de urenspecificatie van mr. Blok staat vermeld. Dat met het al door Univé betaalde bedrag ook een toereikende vergoeding is voldaan voor de kosten die – zoals uit de stukken volgt – daarna zijn gemaakt is door Univé niet voldoende onderbouwd. Het feit dat er al een hoog bedrag aan buitengerechtelijke kosten is betaald voor [verzoeker] is daarvoor niet genoeg. De rechtbank zal de met onderdeel 7 verzochte verklaring voor recht over openstaande buitengerechtelijke kosten van € 15.010,70 daarom toewijzen.

kosten deelgeschil

2.21.

De kosten voor dit deelgeschil bedragen volgens [verzoeker] , na vermeerdering van zijn verzoek, € 15.633,72. Univé vindt een tijdsbesteding van 42 uren gezien het gehanteerde specialistentarief van € 285 te hoog. Zo is volgens Univé 12 uur voor het opstellen van een verzoekschrift en 6 uur voor het bestuderen van het relatief beperkte verweerschrift te lang. Tegen het uurtarief van € 285 heeft Univé geen bezwaar, maar wel tegen het hanteren van 6% kantoorkosten. Wat Univé betreft moeten de kosten worden begroot op 15 x € 285 is € 4.275, te vermeerderen met btw.

2.22.

Zoals de rechtbank ook in de beschikking van 18 december 2019 heeft overwogen, is deze kwestie over een noodzakelijke verhuizing naar een passende woning en de praktische uitvoerbaarheid daarvan niet eenvoudig. Het aantal uren dat kennelijk aan de zaak is besteed is niet onredelijk: de impasse die in de loop van 2020 is ontstaan is grondig uiteengezet en volledig gedocumenteerd aan de rechtbank voorgelegd.

Aan Univé kan worden toegegeven dat met enige regelmaat wordt beslist dat het hanteren van kantoorkosten niet meer van deze tijd is. Daar is tijdens de mondelinge behandeling tegen ingebracht dat Univé hier geen bezwaar tegen heeft gemaakt buiten rechte en dat is door Univé niet bestreden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om bij deze rechtelijke interventie in het buitengerechtelijk onderhandelingstraject van partijen, de kantoorkosten af te wijzen. De rechtbank begroot de redelijke kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak op het bedrag dat [verzoeker] verzoekt, dus op € 15.633,72. Univé zal tot betaling daarvan aan [verzoeker] worden veroordeeld.

3 De beslissing

De rechtbank:

3.1.

verklaart voor recht dat Univé gehouden is medewerking te verlenen aan de aankoop van kavel [nummeraanduiding] van het project [naam project] ;

3.2.

veroordeelt Univé om haar medewerking te verlenen aan de aankoop, levering en overdracht van kavel [nummeraanduiding] van het project [naam project] , door uiterlijk 1 november 2020 een bedrag van € 420.000 te voldoen op de derdengeldenrekening van [naam notariskantoor] , te vermeerderen met alle bijkomende kosten van notariële werkzaamheden, kadastrale inschrijving e.d., door de notaris op te geven;

3.3.

veroordeelt Univé om uiterlijk binnen 48 uur na daartoe strekkend eerste verzoek van [verzoeker] medewerking te verlenen aan het op de kavel realiseren van een aangepaste woning die voldoet aan het Programma van Eisen van Trivium Advies van 22 april 2015;

3.4.

bepaalt dat bij het realiseren van de vervolgstappen (nadere) voorwaarden, de inhoud en formulering van het recht van hypothecaire zekerheid op de kavel en/of de woning daaronder begrepen, onderwerp moeten zijn van buitengerechtelijk overleg met (zonodig) notarieel en financieel deskundigen en dat Univé daaraan haar medewerking moet verlenen op een wijze die niet – voor zover zij dat in haar macht heeft – de aankoop van de kavel en het daarop realiseren van een aangepaste woning vertraagt en/of verhindert;

3.5.

verklaart voor recht dat Univé gehouden is tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 15.010,70;

3.6.

begroot de kosten van dit deelgeschil op € 15.633,72 en veroordeelt Univé tot betaling daarvan aan [verzoeker] (door overmaking van dit bedrag op de derdengeldenrekening van mr. Blok, zie voor de gegevens het verzoekschrift) binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking, te vermeerderen met wettelijke rente als dit bedrag niet binnen deze termijn zal zijn voldaan;

3.7.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

3.8.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. P. Dondorp en is in tegenwoordigheid van mr. M.A. Rademaker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2020.1

1 type: PD (4096) coll: MAR/4186

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey