Rb, deelgeschil: vordering werknemer verjaard, werkgever veroordeeld tot vergoeding kosten deelgeschil

Samenvatting:

Werknemer heeft werkgever aansprakelijk gesteld voor gezondheidsklachten in 2000. In deelgeschil is aan de vraag aan de orde of de vordering is verjaard. De kantonrechter oordeelt dat werknemer reeds vóór 2000 bekend moet zijn geworden (in de zin van artikel 3:310 BW) met zowel de schade
als met de daarvoor aansprakelijke persoon. De kantonrechter verklaart voor recht dat de vordering is verjaard. Werkgever veroordeeld tot vergoeding van de kosten van het deelgeschil ad € 3.164,75.

Beschikking

RECHTBANK ZWOLLE—LELYSTAD

sector kanton – locatie Deventer

zaaknummer : 570837 AZ VERZ 11-8

datum   :13 oktober 2011

Beschikking op een verzoek tot beslechting van een deelgeschil ex artikel 1019w Rv.

[VERZOEKER],

wonende te Deventer, verzoekende partij, gemachtigde mr. G.J. Knotter,

tegen

de besloten vennootschap [WERKGEVER], gevestigd en

kantoorhoudende te Deventer,

verwerende partij,

gemachtigde mr. H. van Katwijk.

Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:

           het verzoekschrift

           het verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek ex art. 1019w Rv..

Op 6 oktober 2011 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden; de griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.

De beoordeling

1.

Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond

van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:

a.         Verzoeker (hierna ook: [VERZOEKER])is gedurende de periode van september 1983

tot omstreeks november 2000 werkzaam geweest bij verweerster (hierna ook:

[WERKGEVER]), aanvankelijk als hulpvakarbeider offset drukkerij en vanaf oktober

1991 als inktvoorbereider/beheerder van het inkt- en platenmagazijn.

b.         Op 21 november 2000 is [VERZOEKER] op grond van rugklachten definitief

uitgevallen voor zijn werk; aansluitend is hij, per einde wachttijd, vanaf 19 november

2001 volledig arbeidsongeschikt geoordeeld, welke situatie tot op heden onveranderd

voortduurt en, naar het zich laat aanzien ook zal voortduren.

c.         [VERZOEKER], die zich op het standpunt stelt dat zijn arbeidsongeschiktheid is

veroorzaakt door de aard van het (naar zijn oordeel: ernstige rug belastende) werk in

dienst van [WERKGEVER], heeft bij brief van4 maart 2005 [WERKGEVER]

aansprakelijk gesteld voor zijn schade als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid.

d.         Er is geruime tijd tussen (de gemachtigden van) partijen gecorrespondeerd over de

aansprakelijkheidsvraag, maar de verzekeraar van [WERKGEVER] blijft iedere

aansprakelijkheid afwijzen. Inmiddels hebben naar aanleiding van een verzoek van [VERZOEKER] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor getuigenverhoren plaatsgevonden ter vaststelling van de aard en omvang van de werkzaamheden die [VERZOEKER] in zijn dienstbetrekking bij [WERKGEVER] heeft verricht.

2. In de discussie tussen partijen heeft [WERKGEVER] zich onder meer op het standpunt gesteld dat de vordering van [VERZOEKER] is verjaard omdat [VERZOEKER] (ruim) voor 4 maart 2000 voldoende zekerheid heeft verkregen dat de schade was veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van [WERKGEVER]. [VERZOEKER] bestrijdt dat standpunt omdat hij van oordeel is dat hij zelf in de jaren voorafgaande aan 4 maart 2000 weliswaar een vermoeden heeft gehad dat zijn gezondheidsklachten verband hielden met de door hem in opdracht van [WERKGEVER] verrichte arbeid, maar dat geen terzake kundig arts hem in die periode heeft verteld dat dat vermoeden op medische gronden werkelijkheid was. Met het onderhavige verzoek beoogt [VERZOEKER] uitspraak van de rechter te verkrijgen op het deelgeschil tussen partijen betreffende de vraag of de vordering van [VERZOEKER] inmiddels is verjaard of niet.

3. [WERKGEVER] heeft verweer gevoerd en gemotiveerd aangevoerd:

a.         Dat het onderhavige verzoek met toepassing van artikel 1019z Rv. moet worden

afgewezen;

b.         dat de vordering van [VERZOEKER] inderdaad is verjaard.

[WERKGEVER] heeft op haar beurt verzocht om, onder afwijzing van het verzoek van

[VERZOEKER], voor recht te verklaren dat de vordering van [VERZOEKER] is verjaard.

Ad a.

Ter toelichting op haar verweer, dat het onderhavige verzoek in strijd is met de bedoeling van de wetgever met de onderhavige regeling terzake van de beslissing op deelgeschillen, heeft [WERKGEVER] het volgende, kort samengevat, aangevoerd.

Blijkens de Memorie van Toelichting op het desbetreffende wetsontwerp stond de wetgever met de onderhavige regeling inzake deelgeschil voor ogen, dat een beslissing op een deelgeschil bijdraagt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Dat oogmerk is ook terug te vinden in artikel 1019z Rv.. In deze zaak is tussen partijen niet in geschil, dat zij het op geen enkel onderdeel betreffende de vordering van [VERZOEKER] met elkaar eens zijn. Zo strijden zij dus nog steeds zowel over de vraag of de

gezondheidsschade van [VERZOEKER] inderdaad geheel of ten dele voortvloeit uit de door hem in dienst van [WERKGEVER] verrichte arbeid, over de vraag of

[WERKGEVER] haar verplichtingen uit artikel 7:658 BW is nagekomen en over de omvang van de door [VERZOEKER] geleden schade. Volgens [WERKGEVER] is aldus evident dat een beslissing op dit deelgeschil de onderhandelingen tussen partijen niet zal vlot trekken of opnieuw op gang zal brengen.

Ad b.

Voor het geval inhoudelijke beoordeling van het deelgeschil aan de orde komt heeft

[WERKGEVER] het volgende, ook kort samengevat, aangevoerd.

Uit de bij het verzoekschrift en het verweerschrift overgelegde stukken blijkt onomstotelijk,

dat [VERZOEKER] in de jaren voorafgaande aan 4 maart 2000 zelf overtuigd was van het

verband tussen de aard van de door hem te verrichten werkzaamheden en zijn

gezondheidsklachten. Dat heeft hij niet alleen zelf als getuige onder ede (in het kader van het

voorlopig getuigenverhoor) verklaard, ook collega’s van hem hebben onder ede bevestigd dat

 [VERZOEKER] met regelmaat over zijn gezondheidsklachten klaagde in samenhang met de aard van het werk.

Uit die door partijen overgelegde stukken blijkt ook, dat [VERZOEKER] bemerkte dat zijn klachten verergerden naarmate hij langer werkte. Bovendien blijkt uit de ook in het geding gebrachte rapportages van de betrokken medici dat die op tal van momenten de overtuiging waren toegedaan dat er een oorzakelijk verband bestond tussen de gezondheidsklachten en het verrichten van de werkzaamheden.

4. De kantonrechter is van mening dat de beslechting van het onderhavige deelgeschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 1019w Rv.. Weliswaar staat in dit geval vast dat partijen in hun onderhandelingen nog op geen enkel onderdeel van de vele relevante geschilpunten reeds tot overeenstemming zijn geraakt, geenszins valt uit te sluiten dat met name een beslissing op een zo wezenlijk onderdeel als de verjaringsvraag, de reeds vele jaren slepende discussie tussen partijen beëindigt of juist weer op gang brengt, al naar gelang de inhoud van de beslissing. Het verzoek is aldus naar het oordeel van de kantonrechter overeenkomstig de wet, zodat daarop inhoudelijk zal worden beslist.

5. Voor het antwoord op de vraag of de vordering van [VERZOEKER] is verjaard of niet zoekt de kantonrechter aansluiting bij twee arresten van de Hoge Raad, te weten HR 24 januari 2003 (LIN AF0694) en HR 10 september 2010 (LIN BM7041). In het arrest van 24 januari 2003 werd onder meer het volgende overwogen:

"Bij de behandeling van de onderdelen moet worden voorop gesteld dat de woorden "bekend is geworden" in art. 3:310 lid 1 BW moeten worden verstaan in de betekenis van: daadwerkelijke bekendheid met zowel de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon (HR 6 april 2001, NJ 2002, 383). Het enkele vermoeden van het bestaan van schade is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van daadwerkelijke bekendheid met de schade. Als sprake is van lichamelijke klachten waarvan de herkomst niet zonder meer duidelijk is, kan van daadwerkelijke bekendheid met de schade pas sprake zijn wanneer met voldoende mate van zekerheid is vastgesteld waardoor de klachten zijn ontstaan. In het algemeen zal deze vereiste mate van zekerheid – die niet een absolute zekerheid hoeft te zijn – pas aanwezig zijn wanneer deze oorzaak door te dier zake deskundige artsen is gediagnostiseerd." In het arrest van 10 september 2010 werd onder meer het volgende overwogen:

"Dat het hof bij dit beeld van de al sinds 1992 optredende chronische klachten die door de betrokken behandelaars – in elk geval: mede – in verband werden gebracht met de omstandigheden waaronder Scheele zijn werkzaamheden bij BVLF verrichtte, en waarvan de behandelingen geen blijvend resultaat opleverden, kennelijk heeft geoordeeld dat Scheele daarom reeds voor 26 oktober 2000 daadwerkelijk in staat was een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem als gevolg van die klachten geleden schade in te stellen tegen BVLF, is niet onbegrijpelijk."

6. [VERZOEKER] heeft bij zijn verzoekschrift gevoegd een rapportage van J. Jonker, bedrijfsarts en medisch adviseur beroepsziekten (hierna ook: de rapporteur), van 12 maart 2008. In die rapportage heeft de rapporteur alle naar het oordeel van [VERZOEKER] relevante medische informatie betreffende zijn gezondheidsklachten bijeengebracht vanaf 1982 tot en met 29 juni 2007.

Het gaat dan om de aantekeningen van bedrijfsartsen en huisartsen. Uit die aantekeningen blijkt onder meer het volgende:

a.         Reeds op 20augustus 1997 tekent de bedrijfsarts op dat [VERZOEKER] klachten heeft

"die mogelijk met het werk samenhangen, klachten ontstaan of worden er door het

werk … tijdens werk hinderen van tillen/sjouwen … ".

b.         Aantekeningen die in vergelijkbare zin een rechtstreeks verband leggen tussen de

gezondheidsklachten (in het bijzonder rugklachten) en het werk in dienst van

[WERKGEVER] zijn blijkens dit overzicht ook gemaakt door de bedrijfsarts en/of de

huisarts op 22 september 1997, 19 januari 1998, 22 februari 1999, 11 maart 1999, 16

juni 1999, 20 januari 2000, 31 januari 2000.

c.         Geen enkele andere (mogelijke) oorzaak dan de werkzaamheden passeert de revue.

Aldus is evident, dat [VERZOEKER] in de periode voorafgaande aan 4 maart 2000 op grond

van het niet alleen door hemzelf vermoede maar ook door de bedrijfsarts en zijn huisarts bij

diverse gelegenheden opgetekende oorzakelijke verband tussen zijn klachten en zijn werk vóór

4 maart 2000 bekend moet zijn geworden (in de zin van artikel 3:310 BW) met zowel de schade

als met de daarvoor aansprakelijke persoon. Bij dit oordeel is mede van belang, dat

[VERZOEKER] – in het kader van het door hemzelf in gang gezette voorlopige

getuigenverhoor – als getuige onder ede heeft verklaard dat hij steeds zelf een rechtstreeks

verband heeft gelegd tussen zijn rugklachten en de door hem te verrichten werkzaamheden. Hij

heeft ook met zoveel woorden verklaard dat hij daarover een aantal malen bij zijn directe chef

heeft geklaagd.

7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat op het verzoek wordt beslist met het oordeel dat de vordering van [VERZOEKER] is verjaard.

8. Het verzoek van [VERZOEKER] wordt afgewezen, dat van [WERKGEVER] wordt toegewezen. De beslissing over de proceskosten wordt gedicteerd door artikel 1019aa Rv. en op grond van die bepaling worden de kosten van deze procedure aan de zijde van [VERZOEKER] begrootophet door [VERZOEKER] opgevoerde endoor [WERKGEVER] als redelijk bestempelde bedrag van E 3.164,75, met veroordeling van [WERKGEVER] tot betaling daarvan aan [VERZOEKER].

De beslissing

De kantonrechter:

verklaart voor recht dat de vordering van [VERZOEKER] is verjaard;

veroordeelt [WERKGEVER] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [VERZOEKER] tot en met deze beschikking begroot op € 3.164,75.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de griffier. (ak)

S25

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey