Rb, deelgeschil: onvoldoende betwist dat geen voorrang is verleend , aansprakelijkheid aangenomen

Samenvatting:

Aanrijding tussen twee auto’s. Benadeelde stelt dat wederpartij geen voorrang heeft verleend. De verzekeraar van de wederpartij stelt dat benadeelde van rijstrook gewisseld, waarbij hij geen vrije doorgang heeft verleend aan de wederpartij. De rechtbank oordeelt dat de door benadeelde gestelde toedracht is door de verzekeraar onvoldoende gemotiveerd is betwist, zodat vast staat dat geen voorrang is verleend. De rechtbank bepaalt dat de verzekeraar de schade dient te vergoeden en dat partijen daarover hun onderhandelingen zullen openen. Kosten deelgeschil: € 1308,80.

ECLI:NL:RBAMS:2014:2363
Instantie: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 01-05-2014
Datum publicatie: 16-05-2014
Zaaknummer: C-13-557191 – HA RK 14-7
Rechtsgebieden: Civiel recht
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Deelgeschil. Vraag of verzekeraar aansprakelijk is voor schade als gevolg van aanrijding tussen twee voertuigen. De door verzoeker gestelde toedracht is door de verzekeraar onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat vast staat dat geen voorrang is verleend. Aansprakelijkheid wordt vastgesteld.
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/557191 / HA RK 14-7
Beschikking van 1 mei 2014

in de zaak van

[verzoeker]
,
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. M.A.G. van der Burgt te Amsterdam,

tegen

de naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verweerster,
advocaat mr. A.J. Schoonen te Apeldoorn.

Partijen zullen hierna [verzoeker] en Achmea genoemd worden.
1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift deelgeschilprocedure letselschade met producties, ingekomen ter griffie op 8 januari 2014,
– de tussenbeschikking van 23 januari 2014, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
– het verweerschrift met producties,
– het proces-verbaal van behandeling van een verzoekschrift, gehouden op 31 maart 2014.

1.2. De beschikking is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1. Op [datum] is [verzoeker] betrokken geraakt bij een aanrijding op de Hugo de Vrieslaan te Amsterdam (hierna: het ongeval). [verzoeker] is als bestuurder van een Citroën AX met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Citroën) in botsing gekomen met een door [bestuurder] (hierna: [bestuurder]) bestuurde Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 2] (Hierna: de Volkswagen) . De Volkswagen was ten tijde van het ongeval verzekerd bij Achmea.

2.2. In een op 11 april 2013 opgemaakt mutatierapport van de politie staat, voor zover thans van belang, het volgende: “(…)
Toelichting bij incident (…)
Ter plaatse aangekomen zagen wij een voertuig voorzien van kenteken [kenteken 1] op de Hugo de Vrieslaan staan. Het voertuig stond overdwars op de weg met zijn neus richting de rechterrijstrook. Het voertuig kwam uit de richting van het Prins Bernardplein en ging in de richting van de Hugo de Vrieslaan. Deze bestaat uit twee rijstroken. 1 voor rechtdoor en 1 voor linksaf. De weg waar het voertuig op reed betrof een voorrangsweg.
Voor dit voertuig stond op de meest rechterrijstrook een voertuig voorzien van kenteken [kenteken 2]. Dit voertuig kwam uit de richting van de Overzichtweg/Sparklerweg.
Beide voertuigen stonden een aantal meter van het voorrangpunt vandaan.
De schade aan beide voertuigen was minimaal. De [kenteken 1] had schade aan de rechter richtingaanwijzer aan de voorzijde van het voertuig. Hiervan was het glas gebroken. (…)
Het voertuig voorzien van kenteken [kenteken 2] had lichte blikschade aan de linkerflank van het voertuig.
Wij zagen dat de bestuurder van voertuig [kenteken 1] glazig voor zich uitkeek. De eerste minuten heeft de bestuurder niets tegen ons gezegd. Iets later vertelde hij erg veel last in zijn nek te hebben. Wij hebben de ambulance ter plaatse laten komen. Het ambulancepersoneel had het vermoeden dat de bestuurder niets mankeerde maar gezien de klachten van de bestuurder is de brandweer ter plaatse gekomen om het dak eraf te halen.
De bestuurder genaamd [verzoeker] is overgebracht naar het olvg.
(…)
1.3.
Ongevalsbeschrijving cq voorlopige hypothese
De bestuurder van het voertuig 1 [[bestuurder], rb], komende vanuit de richting van de Spaklerweg en gaande in de richting van de Hugo de Vrieslaan gaf geen voorrang aan de bestuurder van voertuig 2 [[verzoeker], rb], op de Hugo de Vrieslaan. Deze bestuurder kwam vanaf het Prins bernhardplein. De twee voertuigen hebben elkaar licht in de flank geraakt. De bestuurder van voertuig 2 had last van zijn nek en is uit zijn personenauto geknipt en naar het OLVG vervoerd. (…)”

2.3. Een (ongedateerde) getuigenverklaring van [getuige 1] luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“(…) Ik verklaar dat ik op zaterdag [datum] omstreeks 18.30 een donker groen kleine citroen ax model zag rijden vanaf het prins bernhardplein amstel station komende van het platform eurolines bussen.
Ik zag de citroen rijden over de kruising exact nog geen 1 meter vanaf de haai tanden toen er plotseling een grijze volkswagen station met volle vaart tegen de kleine citroen aanreed, zonder te stoppen of voorrang te verlenen aan het verkeer van links, waarna de kleine citroen kantelde op twee wielen en viel weer terug op de andere 2 wielen, waarna de auto tot stilstand kwam (…).
Ik zag dat de bestuurder van de grijze auto station geen voorrang verleende en gewoon over de haai tanden reed. (…)”

2.4. Een Engelstalige getuigenverklaring gedateerd 24 januari 2014 van [getuige 2] (hierna: [getuige 2]), die ten tijde van het ongeval naast [bestuurder] in de auto zat, luidt, voor zover thans van belang, als volgt. De verklaring is opgesteld in de vorm van vraag en antwoord, waarbij de door [getuige 2] gegeven antwoorden hieronder cursief zullen worden weergegeven.
“(…)
B) What was the cause of the accident?
In my opinion [verzoeker] was driving too fast and fail (…) too slow the speed of his car (…) and follow the car of [bestuurder].
C)
When and where did you see the cars? Where were both cars at that moment?
VW Passat
The Passat was on its lane after passing a cross road.
Citroën AX
What I remember is that once we were already driving on Hugo de Vrieslaan I noticed that [bestuurder] was surprised but an unusual beharvior of a car coming from his side (from the left). [bestuurder] noticed that the Citroën was driving too fast and was not going to be able to follow him.
D) At what speed did both cars drive? Normal, fast or slow?
VW Passat: Normal
Citroën AX:
In my opinion (…)[verzoeker] (…) was driving too fast. I must say though that I was sitting in the opposite side of the impact. What ever that happens that day was coming from the back side/ left so I didn’t have a perfect glans to judge it.
E)
Did one of the cars change of lane and if so, which car did?
The Citroën changed of it’s lane. [verzoeker] was turning to his left. (…)
H) Where did the Citroën AX stand still after the collision?
Till the moment that the police arrived the Citroën AX was standing still on the point of the impact. (…)
How many meters approximately after the crossing did this car drive when the accident happened?
I will say 10 meters. (…)”


3 Het deelgeschil

3.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank te bepalen dat Achmea de schade door het ongeval aan [verzoeker] dient te vergoeden en dat partijen daarover hun onderhandelingen zullen openen, alsmede te bepalen dat Achmea de door [verzoeker] op € 1.306,80 begrote kosten van deze procedure aan [verzoeker] zal vergoeden.

3.2. [verzoeker] legt aan zijn verzoek kort gezegd ten grondslag dat [bestuurder] ten onrechte heeft verzuimd hem voorrang te verlenen, waardoor het ongeval heeft kunnen plaatsvinden. Nu de auto van [bestuurder] bij Achmea verzekerd is, is Achmea aansprakelijk voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade.

3.3. Achmea voert als primair verweer dat [verzoeker] niet ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat in deze zaak nog uitgebreid onderzoek moet worden gedaan naar de toedracht van het ongeval, waarvoor geen ruimte bestaat in een deelgeschilprocedure. Subsidiair stelt Achmea dat [verzoeker] zelf aansprakelijk is voor het ongeval. Volgens Achmea is het niet zo dat [bestuurder] [verzoeker] geen voorrang heeft verleend, maar is [verzoeker] van rijstrook gewisseld, waarbij hij geen vrije doorgang heeft verleend aan [bestuurder]. [verzoeker] heeft daardoor zelf het ongeval veroorzaakt. Meer subsidiair beroept Achmea zich op eigen schuld aan de zijde van [verzoeker]. Het ongeval is mede door het rijgedrag – de snelheid lag ruim boven het maximaal toegestane – en voorts door het van rijbaan wisselen van [verzoeker] ontstaan, aldus nog steeds Achmea. Tot slot verzet Achmea zich (primair) tegen de gevorderde veroordeling in de kosten, subsidiair dient slechts een begroting plaats te vinden. Tegen de hoogte van de gevorderde kostenveroordeling op zichzelf voert Achmea geen verweer.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling


Leent het verzoek zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure?

4.1. De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen kunnen in een deelgeschilprocedure de rechter vragen om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen, met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Artikel 1019z Rv bepaalt dat het verzoek wordt afgewezen indien de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat daarbij geldt dat de investering in tijd, geld en moeite moet worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18).

4.2. Partijen zijn verdeeld over de vraag of Achmea aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] ten gevolge van het ongeval heeft geleden. Met [verzoeker] is de rechtbank van oordeel dat de aard van dit geschil zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure en dat de beslechting van dit deelgeschil de weg vrij zal kunnen maken voor verdere schikkingsonderhandelingen en aldus zal kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. De stelling van Achmea dat nog uitgebreid nader onderzoek dient plaats te vinden, waaraan zij naar de rechtbank begrijpt de conclusie verbindt dat de hiervoor weergegeven belangenafweging in het nadeel van [verzoeker] zou moeten uitvallen, heeft zij niet nader onderbouwd. In het licht van hetgeen [verzoeker] daar tegenover heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om op voorhand te concluderen dat het onderhavige verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. De rechtbank zal thans dan ook overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.

Aansprakelijkheid
4.3. Voorts is de vraag of Achmea aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] heeft geleden. Zoals ook van de zijde van Achmea ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is onderkend, is het voor de beantwoording van deze vraag essentieel te weten of juist is, zoals [verzoeker] stelt, dat [bestuurder] heeft verzuimd hem voorrang te verlenen. Niet in geschil is immers dat [bestuurder] [verzoeker] ter plaatse voorrang diende te verlenen. Achmea stelt zich echter op het standpunt dat [bestuurder] dat ook heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Achmea in het licht van de stellingen van [verzoeker] alsmede de zijdens [verzoeker] ter zitting gegeven toelichting, onder meer aan de hand van een situatieschets, haar standpunt onvoldoende onderbouwd. Dit standpunt gaat, blijkens het verhandelde ter zitting, uit van wisselende scenario’s, die op onderdelen bovendien onduidelijk zijn. De verklaring van [getuige 2], voor zover hij verklaart dat [verzoeker] te hard reed en plotseling van links kwam terwijl [bestuurder] een ‘normale’ snelheid aanhield, is bovendien naar het oordeel van de rechtbank moeilijk te rijmen met de stelling van Achmea dat [bestuurder] is gestopt om [verzoeker] voorrang te verlenen. In dat scenario zou [verzoeker] zich immers vóór [bestuurder] op de weg hebben bevonden en [bestuurder] niet hebben kunnen raken bij het wisselen van baan, althans niet met de rechter voorkant tegen de linker flank. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat van de verklaring van getuige [getuige 1] onbetwist is komen vast te staan dat deze is opgesteld enige weken na het ongeval, terwijl de verklaring van [getuige 2] ruim tien maanden na het ongeval, na indiening van het verzoekschrift waarmee deze procedure is ingeleid, is opgemaakt.

4.4. Anders dan het door Achmea geschetste scenario, komt de toelichting van [verzoeker], inhoudende dat hij na de stoplichten rechtdoor kwam aanrijden en een ruime bocht nam om op de rechter rijbaan van de Hugo de Vrieslaan te komen, de rechtbank niet onwaarschijnlijk voor. Dit in samenhang bezien met de getuigenverklaring van [getuige 1] (zie hiervoor 2.3) en de door de politie gemaakte ongevalsbeschrijving, waarin in beide stukken melding wordt gemaakt van de omstandigheid dat [bestuurder] [verzoeker] geen voorrang heeft verleend. Nu Achmea onvoldoende andere argumenten heeft aangevoerd op grond waarvan tot een andere toedracht van het ongeval kan worden geconcludeerd, is de rechtbank van oordeel dat Achmea de door [verzoeker] gestelde toedracht van het ongeval onvoldoende gemotiveerd
heeft betwist. Dit heeft tot gevolg dat zal worden uitgegaan van de toedracht, zoals door [verzoeker] is gesteld en dat derhalve als vaststaand zal worden aangenomen dat [bestuurder] geen voorrang heeft verleend aan [verzoeker], waardoor het ongeval heeft plaatsgevonden. Achmea is uit hoofde van haar hoedanigheid van verzekeraar van de Volkswagen van [bestuurder] aansprakelijk voor de dientengevolge door [verzoeker] geleden schade. Het verzoek van [verzoeker] zal worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de verzochte kostenveroordeling, nu aansprakelijkheid van Achmea in deze is komen vast te staan. De rechtbank zal de kosten begroten op € 1.308,80 conform het verzoek van [verzoeker], aangezien Achmea zich tegen deze begroting niet heeft verzet.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1. bepaalt dat Achmea de schade door het ongeval aan [verzoeker] dient te vergoeden en dat partijen daarover hun onderhandelingen zullen openen;

5.2. veroordeelt Achmea in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 1.308,80.

Deze beschikking is gegeven door mr. J. Kloosterhuis en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2014.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey