Rb: BGK belangenbehartiger apert onredelijk wegens wanverhouding schadehoogte en BGK

Samenvatting:

Belangenbehartiger vordert in letselzaak waarin € 8.750,- aan letselschade is betaald € 19.276,04 aan BGK. De kantonrechter overweegt dat in letselschadezaken als uitgangspunt wordt gehanteerd dat tussen het schadebedrag en de buitengerechtelijke kosten een aanvaardbare verhouding dient te bestaan. Gelet op enerzijds de hoogte van de schade-uitkering en anderzijds het ontbreken van vrijwel enig debat over de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding, acht de kantonrechter een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten hoger dan het reeds door de verzekeraar betaalde bedrag ad € 9.000,- apert onredelijk.

LJN: BX0583,Sector kanton Rechtbank ‘s-Hertogenbosch , 804474 / 12-674

 

Datum uitspraak: 05-07-2012

Datum publicatie: 06-07-2012

Rechtsgebied: Civiel overig

Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie: Letselschade zaak; vordering wegens buitgerechtelijke kosten; dubbele redelijkheidstoets. Bij de beantwoording van de vraag of de opgevoerde buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen, dient de dubbele redelijkheidstoets te worden aangelegd. In letselschade zaken wordt daarbij wel als uitgangspunt gehanteerd dat tussen het schadebedrag en de buitengerechtelijke kosten een aanvaardbare verhouding dient te bestaan. Gelet op enerzijds de hoogte van de schade-uitkering (€ 8.750,-) en anderzijds het ontbreken van vrijwel enig debat over de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding, acht de kantonrechter een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten hoger dan het reeds door de verzekeraar betaalde bedrag ad € 9.000,- apert onredelijk.

Vindplaats(en): Rechtspraak.nl

 

 

 

 

 

Uitspraak

 

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector Kanton, locatie Eindhoven

In de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats]

eiser,

gemachtigde: mr. R.J.J.M. [belangenbehartiger],

t e g e n

de naamloze vennootschap London Verzekeringen N.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gemachtigde K.M. Volker,

heeft de kantonrechter te Eindhoven het navolgende vonnis gewezen.

1. De procedure

1.1 Eiser heeft bij dagvaarding gesteld en gevorderd als na te melden.

1.2 Gedaagde is in rechte verschenen en heeft een conclusie van antwoord genomen. Vervolgens is een comparitie bepaald en gehouden op 25 april 2012. Voorafgaand aan de comparitie heeft de kantonrechter nog een brief van gedaagde ontvangen d.d. 13 april 2012 en van eiser van 16 april 2012. Ter comparitie zijn zijdens eiser nog een aantal stukken overgelegd. Na de comparitie heeft de kantonrechter nog 2 faxberichten van 26 april 2012 ontvangen van beide gemachtigden. De vonnisdatum is nader bepaald op heden.

1.3 Partijen worden hierna ook [eiser] en London genoemd.

2. Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1 In dit geding gaat het om het volgende.

2.2 [eiser] is slachtoffer geworden van twee verkeersongevallen op respectievelijk 29 november 2007 en 11 februari 2008. [eiser] heeft dientengevolge letsel opgelopen.

2.4 In beide zaken is door de verzekeraar (respectievelijk London en Interpolis) aansprakelijkheid erkend. London is vervolgens opgetreden als regelend verzekeraar.

2.5 [eiser] heeft bij schriftelijke overeenkomst d.d. 26 februari 2008 [belangenbehartiger] Juristen gemachtigd om de behandeling van zijn letselschadezaken op zich te nemen. Tevens heeft [eiser] [belangenbehartiger] Juristen gemachtigd om rechtstreeks aan de aansprakelijkheidsverzekeraar de buitengerechtelijke kosten te declareren.

2.6 De aansprakelijkheid is, zoals hiervoor onder 2.2. weergegeven, door beide verzekeraars erkend. Over de hoogte van de schade is op 18 januari 2011 een gezamenlijk advies van de medische adviseurs uitgebracht. Naar aanleiding van dit advies is op 3 maart 2011 een regelingsvoorstel aan [belangenbehartiger] Juristen gezonden, en op 22 april 2011 heeft [eiser] een vaststellingsovereenkomst getekend die vrijwel volledig in lijn was met het regelingsvoorstel. Aan [eiser] is daarbij tegen finale kwijting een vergoeding voor vermogensschade en ander nadeel toegekend van € 8.750,-. Over de vergoeding door de verzekeraar(s) wegens buitengerechtelijke kosten van [eiser] is geen overeenstemming bereikt.

2.7 Door [belangenbehartiger] Juristen zijn declaraties (incl. verschotten) aan London verzonden tot een totaalbedrag van € 19.276,04.

2.8 Door of zijdens London is in totaal € 9.000,- uitgekeerd ter zake buitengerechtelijke incassokosten.

2.8.1 De kantonrechter merkt nog op dat ter comparitie nog is gediscussieerd over de vraag of een betaling ad € 2.000,- daadwerkelijk had plaatsgevonden, maar uit faxberichten van [belangenbehartiger] Juristen en van de gemachtigde van London van 26 april 2012 is gebleken dat het standpunt van [belangenbehartiger] Juristen dat een dergelijke betaling niet had plaatsgevonden onjuist was. De betreffende betaling is op 8 december 2009 bijgeschreven op de rekening van [belangenbehartiger] Juristen.

2.9 [eiser] vordert betaling van € 10.276,04. Hij stelt -onder overlegging van de declaraties en urenverantwoording- dat het gaat om buitengerechtelijke kosten die qua hoogte voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets.

2.10 London voert verweer. Haar meest verstrekkende verweer luidt dat de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet in enig redelijk verband staat met de hoogte van de geleden schade. Er is een schadevergoeding uitgekeerd van € 8.750,-, terwijl aan buitengerechtelijke kosten € 19.276,04 wordt gevorderd. Bovendien is er, aldus London, geen sprake van bijzondere omstandigheden die wél een dergelijk hoge vordering rechtvaardigen.

2.11 De kantonrechter stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of de door [eiser] opgevoerde buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen, de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets dient te worden aangelegd. De verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden dienen redelijkerwijs noodzakelijk te zijn gemaakt en de omvang van de kosten moet redelijk zijn.

In letselschade zaken wordt daarbij wel als uitgangspunt gehanteerd dat tussen het schadebedrag en de buitengerechtelijke kosten een aanvaardbare verhouding dient te bestaan. Met [eiser] is de kantonrechter van mening dat die laatste vuistregel enige nuancering kan behoeven indien achteraf blijkt dat de schade aanzienlijk lager is dan zich bijvoorbeeld eerst liet aanzien.

Deze zaak kenmerkt zich echter door de omstandigheid dat zowel over de aansprakelijkheid van de verzekeraar voor de schade van de ongevallen als over de hoogte van die schade (na vaststelling door medisch adviseurs) niet is gedebatteerd. De buitengerechtelijke werkzaamheden zien hoofdzakelijk op werkzaamheden van administratieve aard (correspondentie met [eiser], medische machtigingen e.d.).

Reeds bij de eerste declaratie van de gemachtigde van [eiser] is zijdens de verzekeraar gewezen op de bovenmatigheid van het gehanteerde uurtarief en op de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in art. 6:96 lid 2 BW.

2.12 Gelet op enerzijds de hoogte van de schade-uitkering (€ 8.750,-) en anderzijds het ontbreken van vrijwel enig debat over de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding, acht de kantonrechter een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten hoger dan het reeds door London betaalde bedrag ad € 9.000,- apert onredelijk.

2.13 Alle overige stellingen van [eiser] leiden niet tot een ander oordeel.

2.14 De vordering wordt afgewezen en [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten aan de zijde van London.

3. De beslissing

De kantonrechter:

wijst het gevorderde af;

veroordeelt [eiser] in de kosten aan de zijde van London in deze procedure, tot op heden vastgesteld op € 300,- wegens salaris gemachtigde.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.M. Rousseau, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting 5 juli 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey