Hof: Het Nederlands Bureau mag niet vereenzelvigd worden met een buitenlandse verzekeraar

Samenvatting:

Bij een ongeval in Nederland heeft het Nederlands Bureau een deskundige benoemd voor het vaststellen van de letselgevolgen. AXA België heeft de benadeelde gedagvaard. De rechtbank oordeelde dat de schade door voorschotten reeds was vergoed. Daartegen ging de benadeelde in beroep. Naast deze procedure vraagt de benadeelde het hof een deskundige te benoemen. De gerekwestreerde, het Nederlands Bureau, voert verweer dat deze geen partij is in de procedure. Het Bureau kan niet vereenzelvigd worden met AXA. Verzoeker is daarom niet ontvankelijk jegens het Bureau. Het Hof roept mede daarom AXA op voor een mondelinge behandeling.

Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak 21-02-2017

Datum publicatie 11-04-2017

Zaaknummer 200.204.151/01

Rechtsgebieden Civiel recht

Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Inhoudsindicatie Voorlopig deskundigenbericht. In appel is een procedure aanhangig tussen verzoeker en een buitenlandse verzekeraar in verband met een auto-ongeval, waarbij verzoeker letsel heeft opgelopen. Verzoeker wenst dat het hof een voorlopig deskundigenbericht gelast naar het verband tussen de door hem gestelde klachten en het ongeval. Het hof overweegt dat verzoeker niet ontvankelijk is voor zover zijn verzoek is gericht tegen het Nederlands Bureau der Motorrijtuigenverzekeraars, maar dat de buitenlandse verzekeraar, als belanghebbende, op grond van art. 279 lid 1 Rv., opgeroepen dient te worden.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer 200.204.151/01

Beschikking van 21 februari 2017

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker,

hierna te noemen: [verzoeker] ,

advocaat: mr. J.B.M. Holtkamp, kantoorhoudende te Hengelo,

tegen

het Nederlands Bureau der Motorrijtuigenverzekeraars,

gevestigd te Rijswijk,

verweerster,

hierna te noemen: het Bureau,

procesadvocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.

1 Het verloop van het geding

[verzoeker] heeft op 15 november 2016 een verzoekschrift (met producties) ingediend.

Het Bureau heeft op 9 februari 2017 een verweerschrift ingediend.

Op 15 februari 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [verzoeker] en

mr. Holtkamp voornoemd zijn verschenen en mr. M.S. Brun, kantoorgenoot van mr. Rupert voornoemd, namens het Bureau.

2 De vaststaande feiten

2.1 Het hof gaat uit van de volgende feiten.

2.2 Aan [verzoeker] is op 22 augustus 2000 een ongeval overkomen, dat werd veroorzaakt door de bestuurder van een vrachtwagencombinatie met een Belgisch kenteken. Voor deze vrachtauto was ten tijde van het ongeval een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij (thans) Axa Belgium N.V. (hierna: Axa).

2.3 De schadezaak is in behandeling genomen door ISB Nederland, dat namens Axa bij brief van 6 april 2001 aansprakelijkheid heeft erkend.

2.4 [verzoeker] heeft op 10 oktober 2012 bij de (toenmalige) rechtbank Almelo een verzoekschrift strekkende tot het verkrijgen van een voorlopig deskundigenbericht ingediend tegen het Bureau. Bij beschikking van 10 december 2012 heeft de rechtbank het verzoek toegewezen met benoeming van neuroloog dr. [X] tot deskundige. De deskundige heeft zijn rapport d.d. 4 april 2013 op 15 april 2013 ter griffie van de rechtbank Overijssel gedeponeerd.

2.5 Axa heeft een bedrag van € 21.134,45 aan [verzoeker] uitgekeerd.

2.6 Axa heeft [verzoeker] gedagvaard voor de rechtbank Overijssel en gevorderd primair dat voor recht wordt verklaard dat het aan [verzoeker] overkomen ongeval niet heeft geleid tot blijvende klachten en beperkingen althans dat de door [verzoeker] na het hem overkomen ongeval – in de loop der tijd – gepresenteerde klachten en beperkingen niet aan het ongeval kunnen worden toegerekend, subsidiair dat het ongeval niet heeft geleid tot blijvende klachten en beperkingen, althans niet tot meer schade dan door middel van voorschotten aan [verzoeker] is vergoed.

heeft verweer gevoerd tegen deze vordering en heeft in reconventie gevorderd dat de rechtbank een psychiater, althans een andere deskundige, benoemt en Axa veroordeelt tot schadevergoeding op te maken bij staat.

2.7 Bij eindvonnis van 29 juni 2016 heeft de rechtbank de reconventionele vorderingen afgewezen en in conventie voor recht verklaard dat het ongeval dat [verzoeker] is overkomen niet tot meer schade heeft geleid dan reeds door middel van voorschotten is vergoed.

2.8 [verzoeker] is tegen dit vonnis in beroep gekomen bij dit hof. De zaak, bij het hof bekend met rolnummer 200.199.230/01, staat op de rol van heden voor memorie van grieven. Aan [verzoeker] is enkele malen uitstel verleend voor het nemen van de memorie van grieven in verband met de indiening van dit verzoekschrift. De advocaat van [verzoeker] heeft al wel een memorie van grieven naar het hof en in afschrift naar Axa gestuurd.

3 De beoordeling

3.1 [verzoeker] verzoekt het hof een voorlopig deskundigenbericht te gelasten ter nadere bepaling van de beperkingen en belastbaarheid en de daaruit voortvloeiende schadeposten als gevolg van het hem overkomen ongeval. Hij verzoekt het hof daartoe een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige te benoemen. Volgens [verzoeker] heeft hij belang bij een dergelijk deskundigenonderzoek om zijn positie in hoger beroep te kunnen bepalen en ter bepaling van de omvang van zijn schade.

3.2 Het Bureau voert verweer. Zij meent primair dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat het ten onrechte tegen haar, en niet tegen Axa, is gericht. Subsidiair meent zij dat het verzoek op inhoudelijke gronden niet toewijsbaar is.

3.3 Tussen [verzoeker] en Axa is een geding aanhangig – aanvankelijk bij de rechtbank Overijssel en nu bij dit hof – over de vraag of en in hoeverre Axa nog schadevergoeding aan [verzoeker] is verschuldigd vanwege het aan [verzoeker] overkomen ongeval, waarvoor Axa aansprakelijkheid heeft erkend. Dat geschil is aanhangig tussen Axa en [verzoeker] , niet tussen het Bureau en [verzoeker] .

3.4 Het verzoek van [verzoeker] heeft uitdrukkelijk betrekking op dit bij het hof aanhangige geding. Dat volgt uit het verzoekschrift van [verzoeker] waarin enkele malen wordt verwezen naar de procedure tussen hem en Axa en waarin is aangegeven dat [verzoeker] (onder meer) om zijn positie in hoger beroep beter te kunnen bepalen de benoeming van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige wenst.

3.5 Op grond van artikel 202 lid 2 Rv. kan tijdens een aanhangig geding op verzoek van een partij een voorlopig deskundigenonderzoek worden bevolen. Tussen [verzoeker] en het Bureau, de partij waartegen het verzoek zich richt, is echter geen procedure aanhangig. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] het voornemen heeft een procedure aanhangig te maken tegen het Bureau.

3.6 Voor zover [verzoeker] meent dat het Bureau en Axa dienen te worden vereenzelvigd, dan wel dat het Bureau als de vertegenwoordiger van Axa heeft te gelden, zoals het hof de toelichting door mr. Holtkamp bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft begrepen, overweegt het hof dat de benadeelde van een aanrijding in Nederland waarvoor een derde aansprakelijk is met – kort gezegd – een buitenlands kenteken naast de derde onder meer diens aansprakelijkheidsverzekeraar kan aanspreken en het Bureau. De verzekeraar en het Bureau zijn onderscheiden rechtspersonen en kunnen niet worden vereenzelvigd. Wanneer de benadeelde een procedure tegen de verzekeraar aanhangig maakt, betreft het een procedure tussen de benadeelde en de verzekeraar en niet tussen de benadeelde en het Bureau. In die procedure wordt de verzekeraar ook niet vertegenwoordigd door het Bureau.

3.7 Nu geen procedure aanhangig is tussen [verzoeker] en het Bureau is [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover zich dat richt tegen het Bureau.

3.8 Hetgeen hiervoor is overwogen, betekent niet dat het hof het verzoek zonder meer niet in behandeling kan nemen. Er is immers een procedure bij het hof aanhangig waarin [verzoeker] een van de partijen is en [verzoeker] heeft het verzoek ingediend met het oog op deze procedure. In zoverre is voldaan aan de vereisten van artikel 202 lid 2 Rv.

3.9 Op de procedure tot het verkrijgen van een voorlopig deskundigenbericht zijn de algemene bepalingen van de verzoekschriftprocedure van toepassing, voor zover daarvan in de artikelen 202 e.v. Rv. niet wordt afgeweken. Artikel 279 lid 1 Rv. bepaalt dat de rechter die een verzoekschrift heeft te behandelen te allen tijde belanghebbenden kan doen oproepen die niet in het verzoekschrift zijn vermeld. Uit het voorgaande volgt dat Axa bij uitstek belanghebbende is ten aanzien van het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht. Axa is echter niet opgeroepen. Van onverwijlde spoed (vgl. artikel 203 lid 3 Rv.) is geen sprake, zodat het hof Axa in de gelegenheid zal stellen op het verzoek te worden gehoord. Het hof zal de beslissing op het verzoek dan ook aanhouden en bepalen dat de griffier een datum voor een nieuwe mondelinge behandeling bepaalt en ook Axa zal oproepen voor deze mondelinge behandeling.

4 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bepaalt dat de griffier partijen en Axa oproept voor een mondelinge behandeling op een nader te bepalen tijdstip;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. H. de Hek, mr. D.H. de Witte en mr. O.E. Mulder en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2017 in aanwezigheid van de griffier.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey