Jaarverslag 2002

Samenvatting:

PIV-Jaarverslag 2002 Voorwoord De Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) heeft haar eerste lustrum inmiddels achter de rug en in die vijf jaar is het PIV een begrip geworden in de wereld van de personenschade. Hiervoor zijn wij veel dank verschuldigd aan een ieder die zich hiertoe heeft ingezet; en dat zijn er – gelukkig […]

PIV-Jaarverslag 2002

Voorwoord

De Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) heeft haar eerste lustrum inmiddels achter de rug en in die vijf jaar is het PIV een begrip geworden in de wereld van de personenschade. Hiervoor zijn wij veel dank verschuldigd aan een ieder die zich hiertoe heeft ingezet; en dat zijn er – gelukkig – zeer velen.
In dit verslag worden de belangrijkste activiteiten van het PIV in 2002 beschreven.
Daarnaast wordt ook uitvoerig stilgestaan bij actuele ontwikkelingen op het gebied van de zogenoemde claimcultuur en de slachtofferbescherming.
Ook wordt ruim aandacht geschonken aan het traject van de schaderegeling.

In dit jaarverslag wordt duidelijk dat het PIV twee verschillende doelstellingen kent. Enerzijds is dat het leveren en ontwikkelen van kennisproducten ten behoeve van de deelnemende maatschappijen. Anderzijds wil het PIV een voortrekkersrol vervullen bij het tot stand brengen van verbeteringen in het schaderegelingstraject, gericht op een zo efficiënt en transparant mogelijk proces.

Bijlage 1 bevat een lijst met daarop alle maatschappijen die bij het PIV zijn aangesloten. Door allerlei concentratieactiviteiten binnen de verzekeringswereld wordt deze lijst steeds kleiner, maar uitgedrukt in het aandeel van de totale premieomzet in Nederland blijft deze deelname stabiel.

April 2003
Mr. F. Theo Kremer, directeur

Inhoudsopgave

1. Claimcultuur anno 20022. Slachtofferbescherming; meer of minder3. De kwaliteit van de schaderegeling4. Introductie PIV-Kennisnet5. PIV-Opleiding Personenschade6. Het PIV naar buiten7. De PIV-organisatie

Bijlagen 1. Deelnemers PIV 2. Samenstelling vaste PIV-organen

1. Claimcultuur anno 2002

In 2002 heeft het claimgedrag een verdere vlucht genomen. Daarbij zijn allerlei nieuwe typen claims opgedoken wegens bijvoorbeeld reputatieschade van publieke personen, pesterijen op school en misleidende dan wel onvolledige informatie aan beleggers. Het is goed onderscheid te maken tussen een zestal ontwikkelingen ten aanzien van het claimgedrag, die – deels – kunnen samenvallen.

Lagere claimdrempel
Het is al een aantal jaren merkbaar dat mensen makkelijker hun schade claimen bij derden. Kennelijk was de drempel daarvoor vroeger veel hoger. Voorbeelden zijn vooral te vinden bij claims wegens medische kunstfouten, tegen wegbeheerders en binnen gezinsverband. Als die claims terecht zijn, valt daar niets tegen in te brengen. Dat mensen meer assertief worden, wanneer het gaat om het recht op schadevergoeding, komt de rechtszekerheid ten goede. Ook het feit dat men – onder het motto ‘niet geschoten altijd mis – eerder met soms zeer gezochte claims komt, is een bedenkelijke zaak. Doorgaans veroorzaakt dat onnodige transactiekosten en wordt het rechterlijk apparaat onnodig aan het werk gezet.

Eerder schade pretenderen
Een ander fenomeen is dat mensen er steeds sneller van uitgaan schade te lijden. Allerlei ongemakken die het leven met zich mee brengt worden vertaald in vermogensschade en/of immateriële schade. Goede voorbeelden zijn de vermeende schade van bekende personen en andere vormen van reputatieschade.
Het is de vraag of dit een goede ontwikkeling is. Naast de druk op het rechtssysteem verdwijnt ook het adagium ‘Ieder draagt zijn eigen schade, tenzij’ steeds meer uit het zicht, terwijl dit toch aan de basis heeft gestaan van ons schadevergoedingsrecht.

Meer schade
Belangenbehartigers worden niet alleen vindingrijker bij het opstellen van schadespecificaties; ook het recht helpt hen daarbij. Zo heeft de Hoge Raad in 2002 op het gebied van de vergoeding van immateriële schade de mogelijkheden verruimd, terwijl wetgeving inzake de vergoeding van affectieschade op handen is. Hoewel de Nederlandse smartengeldcriteria strak zijn, blijven wij in Europees verband behoren tot de middenmoot. Verwacht mag echter worden dat shockschadeclaims toenemen, ook al lijkt de Hoge Raad hiervoor een beperkte kring van gerechtigden op het oog te hebben.

Sneller ‘causaal verband’
Schade door de onrechtmatige gedraging van een ander behoeft niet altijd
– volledig – te worden vergoed: er moet een direct verband bestaan tussen de onrechtmatige gedraging en de geleden schade. Zowel benadeelden als belangenbehartigers vergeten dat nog wel eens. Even leek het er op dat de rechter hier – vooral door toepassing van de zogenoemde omkeringsregel – de deuren eveneens wijd open wilde zette, maar de Hoge Raad heeft in een tweetal recente arresten laten blijken dat niet alles omkeerbaar is. Het is zelfs de vraag in hoeverre de omkeringsregel een rol speelt bij de personenschaderegeling.

In ieder geval heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt dat deze niet van toepassing is op de omvang van de schade. De bewijslast van de omvang van de schade – en het causaal verband met het ongeval – blijft zo bij het slachtoffer rusten, ook al mogen daaraan volgens vaste jurisprudentie geen al te zware eisen gesteld worden.
Het gaat er steeds meer op lijken dat iemand die schade lijdt op allerlei inventieve manieren probeert een ander te vinden die daarvoor moet opdraaien. Uitgangspunt zou toch moeten zijn dat uitgaande van een onrechtmatige gedraging vervolgens de schadeomvang wordt berekend. Hier lijkt sprake van een omgekeerde wereld, hetgeen nog in de hand wordt gewerkt door steeds meer claims inzake medisch niet-objectiveerbaar letsel, zoals whiplash, stress en RSI.

Vaker class actions
De class action is in ons aansprakelijkheidsrecht nog een vrij nieuw fenomeen. De zaak van de DES-dochters was een van de eerste en zeker een van de bekendste. Daarna hebben onder andere de vliegramp in de Bijlmer, de legionellabesmetting in Bovenkarspel, de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam geleid tot een gezamenlijke aanpak ten behoeve van de benadeelden. Dit leidt ook tot een grotere beschikbaarheid van gelden voor deskundigenonderzoek.
Vrij recente voorbeelden in het kader van personenschade zijn de class actions van rokers en van bijvoorbeeld skeelers, inzake een ongeluk in een tunnel tijdens de start van een wedstrijd.
Class actions hebben doorgaans betrekking op massaschaden ten gevolge van een bepaalde gebeurtenis of een reeks van op zich zelf staande schaden met een zelfde oorzaak. Ook de wetgever heeft in een wetsvoorstel inzake afwikkeling van massaschaden het pad geëffend voor deze vorm van schadeafwikkeling.

Claimcircus
Onmiskenbaar is het de trend om veel aandacht te vragen bij het aankondigen of indienen van een claim. Daartoe behoren het inschakelen van de media, het willen horen van een eindeloze rij getuigen of het laten vallen van enorme bedragen die met een claim kunnen zijn gemoeid. Kortom, soms wordt een heel circus opgezet.

2. Slachtofferbescherming; meer of minder

Betekent meer claimen ook meer krijgen?
Aansprakelijkheidsverzekeraars zijn zeker niet altijd genoodzaakt claims die bij hun verzekerden worden ingediend te vergoeden. Enerzijds moet er uiteraard sprake zijn van aansprakelijkheid bij die verzekerde, anderzijds moet er ook polisdekking zijn. Sommige claims verdwijnen net zo snel als ze zijn gekomen, in andere zaken wordt uiteindelijk – veel – minder vergoed dan werd gevorderd. Een claimcultuur is niet per definitie een compensatiecultuur; uiteindelijk zal het recht c.q. de rechter hier de grens aangeven.

Daarnaast bestaan polistechnische grenzen waardoor claims niet of slechts ten dele worden gehonoreerd. Dit kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt doordat
• Er geen verzekering is;
• Opzettelijke handelingen en pure vermogensschade vaak niet gedekt zijn; en
• Het risico van de verzekeraar wordt beperkt door het eigen risico aan de onderkant en de verzekerde som aan de bovenkant.

Men kan zich afvragen of alle claims anno 2002 in goede juridische aarde vallen. Sinds de laatste decennia van de twintigste eeuw is er in zowel de wetgeving als de jurisprudentie een stijgende trend waar te nemen als het gaat om slachtofferbescherming. Dit heeft geleid tot zaken als risicoaansprakelijkheid, lage bewijsdrempels, alternatieve causaliteit, omkering van bewijslast en zelfs tot een omkeringsregel.
Ondanks al deze juridische verlichtingen voor slachtoffers is het niet zo dat de regel ‘wie stelt krijgt geld’ automatisch van toepassing is, hoewel dat kennelijk wel eens wordt gedacht.

Uit recente jurisprudentie blijkt dan ook dat slachtofferbescherming in ons recht geen absoluut goed is:
• Bij beroepsziekten moet de werknemer nog sterker dan bij arbeidsongevallen het causaal verband met de werkomstandigheden aantonen;
• De verruimde vergoedingen van immateriële schade – zoals voor shockschade, affectieschade en smartengeld bij coma – kennen veel mitsen en maren;
• Indien geen sprake is van een onrechtmatige gedraging maar van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, wordt dat door de rechter ook als zodanig onderkend en dienovereenkomstig geoordeeld, ook indien sprake is van ernstig letsel bij de benadeelde;
• In november 2002 heeft de Hoge Raad de strekking van de omkeringsregel behoorlijk ingeperkt en deze in ieder geval niet willen uitbreiden naar de omvang van de schade.
• Het lijkt er op dat de Hoge Raad in een arrest uit december 2002 de bewijslast van de benadeelde ten aanzien van de omvang van het verlies van arbeidsvermogen toch enigszins strenger formuleert dan voorheen wel eens werd gedacht.

Men kan zich afvragen of de slachtofferbescherming in het Nederlands recht niet haar hoogtepunt heeft bereikt. De afloop van de rokersclaim zou het antwoord op deze vraag nader kunnen onderbouwen, waarbij het de vraag is voor welke partij de – rechterlijke – rook wit zal zijn gekleurd.

3. De kwaliteit van de schaderegeling

Zoals ook in vorige jaarverslagen werd vermeld, wil het PIV zich – namens zijn achterban – blijvend inzetten voor de verbetering van het regelingstraject van personenschaden en daarbij een initiërende rol vervullen.
In dat kader kan een enorme win/win situatie ontstaan, waarbij de benadeelde natuurlijk – en terecht – de grote winnaar is. Daarnaast zullen ook de transactiekosten in positieve zin kunnen worden beïnvloed. Bovendien is een transparante en efficiënte schaderegeling goed voor het imago van verzekeraars. Immers, wanneer een zaak lang duurt wordt maar al te gauw met de beschuldigende vinger naar de verzekeraar gewezen; soms terecht, maar lang niet altijd. In 2002 heeft het PIV dan ook op talloze manieren nadere invulling gegeven aan voornoemde doelstelling. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste activiteiten op dit gebied.

Licht letsel
Het PIV ondersteunt van harte de voorstellen van het Nationaal Platform Personenschade (NPP) op het gebied van de behandeling van zogenoemd licht letsel. Hierbij moet vooral worden gedacht aan letsel dat binnen een korte periode restloos kan genezen en dus geen blijvende arbeidsongeschiktheid veroorzaakt. Het stemt het PIV gelukkig dat veel verzekeraars hieraan in hun eigen afhandelingsbeleid reeds nadere invulling hebben gegeven, waarvan goede resultaten worden gemeld. Hierbij is het inschakelen van een medisch adviseur en/of een schaderegelaar eerder uitzondering dan regel, zeker zo lang het herstel normaal verloopt. Voorkomen moet worden dat onnodige medisch onderzoek plaatsvindt.

Bedrijfsregeling nr. 15
In deze Bedrijfsregeling zijn voor verzekeraars geldende gedragsregels neergelegd inzake de behandeling van personenschade in het verkeer. Op verzoek van het Verbond van Verzekeraars heeft een projectgroep van het PIV deze gedragsregels uitvoerig tegen het licht gehouden. Dit heeft geleid tot een volledig aangepaste Bedrijfsregeling met een veel hoger ambitieniveau. Op 11 december 2002 heeft de Algemene Ledenvergadering van het Verbond deze vernieuwde Bedrijfsregeling nr. 15 aangenomen.

Onderzoek Universiteit van Tilburg
Eind 2001 heeft het PIV aan de Universiteit van Tilburg opdracht verstrekt onderzoek te doen naar procedurele normering van de personenschaderegeling. Aanleiding voor dit onderzoek was een artikel van mevrouw mr. I. Tzankova over de Engelse Civil Procedure Rules en de pre-actions protocols van Lord Woolf. Het primaire doel van het onderzoek was te analyseren welke procedurele normen in Engeland, Frankrijk en België bestaan met betrekking tot de afdoening van personenschadegevallen, hoe deze regelingen tot stand zijn gekomen en wie daarbij betrokken zijn geweest. Tevens is onderzocht welke ervaringen daarmee inmiddels zijn opgedaan en of hieruit lessen te trekken zijn voor verdere structurering van de personenschaderegeling in Nederland.
In oktober heeft de universiteit een uitgebreid en hoogstaand rapport afgeleverd, waarbij ook ruim aandacht is geschonken aan alternatieve vormen van geschillenbeslechting. Tevens zijn verschillende voorstellen gedaan voor nadere uitwerking binnen de Nederlandse situatie.

Dit rapport zal dan ook ongetwijfeld de nodige aandacht krijgen in een vervolgtraject, waarvoor tijdens een expertmeeting in Tilburg op 13 februari 2003 het startsein is gegeven. Het lijkt voor de hand te liggen dat het NPP bij dit vervolg een belangrijke rol zal kunnen spelen. Tegen een meer efficiënt en transparant schaderegelingsproces kan toch niemand bezwaar hebben.

Het medisch traject
Algemeen wordt onderkend dat het medisch traject bij de afdoening van personenschadeclaims vaak één van belangrijkste bottlenecks vormt. Het verheugt het PIV dan ook dat er op dit moment op meerdere plaatsen projecten lopen ter verbetering van dit traject: niet alleen binnen het NPP, ook binnen de Letselschade Advocaten (LSA) en de Nederlandse Vereniging van Geneeskundig Adviseurs in particuliere Verzekeringszaken (GAV) zijn op dit gebied initiatieven, terwijl de wetenschap dit punt inmiddels eveneens op de agenda heeft gezet. Voorkomen moet echter worden dat op te veel plaatsen tegelijk wordt geprobeerd het wiel uit te vinden of – nog erger – dat de verschillende projectgroepen elkaar in de wielen gaan rijden. Bij al deze initiatieven is het PIV prominent betrokken en probeert het een overkoepelende en samenbindende rol te vervullen.

Buitengerechtelijke kosten
In eerdere jaarverslagen werd melding gemaakt van het project ‘Kosten Buiten Rechte’. In het kader van dit project is er een pilot geweest die tot doel had de werkbaarheid van een eerder ontwikkelde staffel – implicerende een vaste relatie tussen de buitengerechtelijke kosten en de schadevergoeding, uitgaande van een zekere massa – te toetsen aan de werkelijkheid. Helaas moest daarbij worden vastgesteld dat de ideale staffel nog niet op tafel ligt, maar dat de basisgedachte nog steeds haalbaar lijkt. Inmiddels is een paritaire projectgroep – bestaande uit vertegenwoordigers vanuit verzekeraars en belangenbehartigers – doende te bezien in hoeverre een enigszins aangepaste methodiek kan worden ontwikkeld. Hierbij zouden ook andere normeringafspraken tussen partijen aan de orde kunnen komen. In 2003 zal deze projectgroep met een rapportage komen. Het komen tot normering van de buitengerechtelijke kosten staat daarbij nog steeds voorop.
Nu de discussies inzake buitengerechtelijke kosten nog immer voortbestaan, zou een succesvol resultaat van dit project een enorme opsteker kunnen betekenen voor het klimaat waarbinnen de schaderegeling zich afspeelt. Uiteraard speelt ook de discussie over het in Nederland al dan niet toepassen van no cure no pay hierbij een rol.
Aannemende dat aan bepaalde randvoorwaarden – zoals een keuzemogelijkheid voor de benadeelde en goede voorlichting daarover – wordt voldaan, kunnen advocaten binnenkort wellicht op basis van een contingency fee gaan werken. Het zou een uitdaging zijn in dat kader tevens de problematiek van de buitengerechtelijke kosten te betrekken.

Whiplashschaden
Nog steeds vormt de behandeling van whiplashschaden een belangrijk aandachtspunt voor WAM-verzekeraars; dit temeer daar ongeveer de helft van de totale schadelast inzake verkeersletsels in deze categorie in het verkeer wordt gegenereerd. Mede daardoor – maar evenzeer door enige specifieke aspecten verbonden aan dit type claim – hebben verschillende verzekeraars in dit kader inmiddels speciale behandelingstrajecten opgesteld.
Ook hier wil het PIV coördinerend en initiërend optreden. Daarom is in september 2002 een whiplashdenktank ingesteld, waarin de krachten worden gebundeld van artsen, juristen en arbeidsdeskundigen. Een van de doelstellingen van dit gremium is het komen tot één model schaderegelingprotocol voor WAM-verzekeraars.

Tevredenheidsonderzoek
Net als in 2001 wil het PIV een tevredenheidsonderzoek organiseren – waarvoor wordt gebruik gemaakt van een extern bureau – met als doelgroep benadeelden waarvan de schade zeer recentelijk is afgewikkeld. Verzekeraars hopen hieruit informatie te putten die van belang kan zijn voor de aanpak van personenschadebehandeling in de toekomst.
In 2002 zijn daartoe de voorbereidingen getroffen, terwijl dit onderzoek daadwerkelijk zal plaatsvinden in het voorjaar van 2003 door middel van telefonische enquêtes op basis van een uitgebreid vragenformat.

Audits
Behalve door het houden van bovengenoemde tevredenheidsonderzoeken, wil het PIV de kwaliteit van de schadebehandeling toetsen aan de hand van audits, waarbij een viertal niveaus van kwaliteitscontrole kan worden onderscheiden:
• De wetgeving, jurisprudentie en andere regelgeving;
• Eigen richtlijnen van verzekeraars – waaronder door verzekeraars overgenomen NPP-richtlijnen;
• Eventuele nadere richtlijnen en aanbevelingen van het PIV; en
• De door de betrokken verzekeraar eventueel zelf nog extra te hanteren kwaliteitsnormen.
In 2003 zal worden gestart met een pilot om te komen tot een basisformat voor dergelijke audits, waarbij het de bedoeling is dat de verzekeraars deze audits – via self assessment – gaan uitvoeren.

Conclusie
Uit al deze activiteiten mag worden geconcludeerd dat het verzekeraars ernst is de kwaliteit van de schaderegeling te optimaliseren. Wél moet het duidelijk zijn dat verzekeraars niet alles in hun eentje kunnen. Ook andere bij de schaderegeling betrokken partijen – zoals medici, arbeidsdeskundigen en belangenbehartigers – zullen uiteindelijk bij initiatieven moeten aanhaken. Immers, alleen dán kan echte optimalisering worden bereikt. Vooralsnog vervult het PIV hierin echter een voortrekkersrol.

4. Introductie PIV-Kennisnet

Verzekeraars wisselen branchebreed actualiteiten uit
Een kritische consument en een goed geïnformeerde belangenbehartiger vragen van verzekeraars steeds weer een professionele en gedegen benadering van de personenschaderegeling. Inhoudelijke toetsing van een dossier is van groot belang voor het proces van schadebehandeling en voor het imago van verzekeraars. Het vakgebied personenschade is continu in beweging en om een zaak naar nieuwste inzichten te behandelen, is het nodig steeds een actueel overzicht te hebben van de stand van zaken. Zich bewust van dit belang hebben de verzekeraars de handen in één geslagen en besloten branchebreed actualiteiten uit te wisselen.

Het PIV heeft invulling gegeven aan deze vraag door op 4 februari 2002 het PIV-Kennisnet te introduceren. Op dat moment had vijfentachtig procent van de deelnemers via deze besloten internetsite toegang tot een actueel, compleet en interactief overzicht van de laatste ontwikkelingen op het vakgebied. Komend jaar streeft het PIV ernaar achtennegentig procent van haar doelgroep via deze digitale weg te bereiken.

Dagelijks actueel
Gezien de bezoekersaantallen van de site mag het PIV voorzichtig stellen de doelstelling constant actueel te zijn, te hebben gehaald. Bezoekers van het Kennisnet vinden op de openingspagina het laatste nieuws bestaande uit jurisprudentie, vakliteratuur, informatie over symposia en andere wetenswaardigheden. Aan de algemene bronnen, voegt het PIV ook eigen berichten toe. Deze formule heeft succes. Per dag bezoekt meer dan tien procent van de totale doelgroep de site. De combinatie met een tweewekelijkse e-mail nieuwsbrief met een link naar de openingspagina laat het PIV niet meer los. Op de dag van verzending bezoekt het merendeel van de PIV-deelnemers de site.

‘Complete’ bibliotheek personenschade
Naast de actualiteit is op het Kennisnet plek ingeruimd voor een uitgebreide bibliotheek voor eigen bulletins en studiemateriaal. Ook is andere informatie terug te vinden, zoals de NPP-richtlijnen en Verbondscirculaires. Daarnaast werkt het PIV samen met Kluwer, waardoor het Kennisnet een compleet overzicht biedt van jurisprudentie, vakliteratuur en wet- en regelgeving.
Het PIV heeft hiermee een uitgebreide bibliotheek gerealiseerd. Echter, de bezoekersaantallen van de bibliotheek zijn minder hoog. Dit kan als oorzaak hebben dat het nog onbekend is of dat de zoekfunctionaliteit nog niet is, wat het moet zijn. Komend jaar besteedt het PIV hier nadrukkelijk aandacht aan.

Vraag het aan een specialist
Geheel nieuw is de specialistenvraagbaak. Via het Kennisnet kunnen maatschappijen specialisten van andere organisaties een vaktechnische vraag te stellen. Steeds meer bezoekers maken gebruik van deze mogelijkheid. Daarmee is een start gemaakt met daadwerkelijk digitaal uitwisselen van kennis. Ook komend jaar besteedt het PIV energie aan het promoten van deze ‘Specialistenvraagbaak’.

Forum
Voor 2003 staat een eigen forum hoog op de verlanglijst. Het is de bedoeling daarvoor een sfeer te creëren waarin men in rechtstreekse contacten ervaringen uitwisselt.

Transparantie voor marktpartijen gewenst
Het PIV en de deelnemende maatschappijen hebben gezamenlijk een instrument geïntroduceerd om elkaar branchebreed op de hoogte te houden van de laatste ontwikkelingen binnen het vakgebied. Een volgende stap zou kunnen zijn andere marktpartijen toegang te geven tot een actueel, compleet en interactief overzicht van de laatste ontwikkelingen van verzekeraaraspecten die een rol spelen in de personenschaderegeling. Hierbij wordt gedacht aan de de rechterlijke macht, de wetgever en de wetenschap, maar – met name wanneer het om objectieve informatie gaat – aan belangenbehartigers. Doel: de transparantie en toegankelijkheid van verzekeraars te verhogen.

5. PIV-Opleiding Personenschade

Bijscholing in theorie, praktijk en vaardigheden
Het PIV acht regelmatige scholing van essentieel belang bij de behandeling van personenschadeclaims. Het is de combinatie tussen praktijk, theorie en het trainen van vaardigheden, die de behandelaar beter in staat stelt een complex dossier naar tevredenheid van zichzelf, de belangenbehartiger en de benadeelde af te handelen. Tijdens de eerste jaargang van de PIV-Opleiding hebben de cursisten kennis gemaakt met een cursus die al deze facetten omvat.

Module Kennis: een pittig examen
In juni 2002 heeft het PIV de eerste certificaten uitgereikt voor het succesvol afsluiten van de Opleiding Personenschade. Een jaar lang hebben de cursisten van verschillende verzekeraars zich bezig gehouden met de actualisering van kennis. Als afsluiting voor de module Kennis hebben deelnemers een volgens hen ‘pittig schriftelijk en een spannend mondeling, examen afgelegd. Aangezien het gaat om een opleiding voor gevorderde behandelaars, was het PIV tevreden met deze typering.

De cursist heeft tijdens het examen vier casussen moeten behandelen waarin de vaktechniek is getoetst. Daarnaast heeft hij twee essays geschreven waarbij is gekeken hoe men in de praktijk omgaat met actuele thema’s. Deze essayvragen zijn vervolgens uitgebreid besproken tijdens het mondeling examen, waar twee vakspecialisten de kandidaat stevig aan de tand hebben gevoeld over de alledaagse praktijk.
Uit de resultaten van de examens blijkt dat men hard heeft gestudeerd en het PIV is ervan overtuigd dat de cursisten met een frisse nieuwe blik dossiers ter hand nemen. Het PIV heeft zodoende de eerste drieëndertig certificaten uitgereikt.

Module Vaardigheden
Tijdens een negendaagse training hebben de cursisten in groepsverband getraind op communicatieve vaardigheden richting benadeelde en belangenbehartiger, teneinde de cursist in staat te stellen complexe dossiers tot tevredenheid van alle partijen af te handelen.
Aan het eind van het studiejaar ontvingen de cursisten een certificaat van deelname.

Opleiden in breder perspectief
In september 2002 is het PIV opnieuw gestart met twee enthousiaste groepen. Verwacht mag worden dat dit ook in 2003 het geval zal zijn. Daarnaast werkt het PIV aan een basisopleiding voor schadebehandelaars. Ook de kring van mogelijke cursisten zal nader worden bezien. De uitgebreide scholing en het uitwisselen van ideeën en ervaringen leiden volgens het PIV tot meer begrip en inzicht. Dit komt de personenschaderegeling alleen maar ten goede.

6. Het PIV naar buiten

Op verschillende manieren manifesteert het PIV zich naar buiten. Dit kan zijn uitsluitend voor zijn eigen deelnemers, maar ook op een voor iedereen toegankelijke wijze. Voorbeelden van deze ‘openbare’ activiteiten zijn het PIV-Bulletin en de PIV-Jaarconferentie. Hiermee beoogt het PIV het debat te stimuleren over actuele zaken inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in het algemeen en de regeling van personenschade in het bijzonder.

PIV-Bulletin
In 2002 verschenen acht edities. Het algemeen gewaardeerde vakblad is – zowel in papieren vorm als via de openbare PIV-site – gratis beschikbaar. De oplage is inmiddels 1.750. Behalve juridisch getinte artikelen worden regelmatig interviews opgenomen met mensen ‘uit het veld’ van de personenschade. Het PIV is gelukkig dat ook buiten de verzekeraars veel animo is om een bijdrage te leveren aan het bulletin. Dat dit blad veel wordt gelezen, blijkt wel uit de talloze verwijzingen in voetnoten bij artikelen in andere vakbladen.

Boeken
In 2002 heeft het PIV een tweetal boeken het licht laten zien.
In maart verscheen ‘Het gezin als schadelijder’. Naast bijdragen van de verschillende sprekers op de PIV-Jaarconferentie in 2001, bestaat deze uitgave uit hoofdstukken geschreven door prof. dr. E.J.J.M. Kimman over het gezin in een postindustriële samenleving en mr. F.Th. Kremer over de vergoeding van affectieschade. Tenslotte schreef prof. mr. J.H. Wansink het afsluitend hoofdstuk.
Tijdens het drukbezochte miniseminar op 8 oktober werd ‘Letselschade en de Fiscus; enige fiscale aspecten van de vergoeding van letselschade; mede in het licht van de Wet IB 2001’ gepresenteerd. In dit lijvige boek is – naast bijdragen van mr. A.F.J. Blondeel, mr. D.J. ten Boom, mr. R.Ph. Elzas, mr. J.A. Gielink, mevrouw J. Laumen, mr. S.D. Lindenbergh, prof. dr. A.C. Rijkers en D.A. Schilderman – een uitgebreid aantal bijlagen opgenomen met de belangrijkste wetsartikelen, een aantal relevante rechterlijke uitspraken en artikelen uit de vakliteratuur. Deze publicatie beoogt zowel een naslagwerk als een handleiding te zijn voor de dagelijkse praktijk. J.L.M. Misana, adviseur van het PIV, nam tijdens voornoemd miniseminar het eerste exemplaar in handen.

Jaarconferentie
Op 22 maart 2002 werd in Ede de tweede PIV-Jaarconferentie gehouden met als thema ‘Schadevergoeding: een zak geld of nog meer’. Aan de hand van een viertal stellingen werd uitvoerig gediscussieerd, zowel plenair als in aparte workshops. De meer dan 300 aanwezigen hebben deze dag zeer goed beoordeeld. Actuele zaken als reïntegratie, no cure no pay en proportionele toerekening hebben daar de revue gepasseerd.
De betrokkenheid van de zaal werd nog extra geprikkeld door het regelmatige gebruik van‘ stemkastjes’. Hieruit kwam onder meer naar voren dat 83 % van de aanwezige verzekeraars van mening is dat de belangenbehartiger zich méér moet richten op een zo goed mogelijke terugkeer van zijn cliënt in de samenleving dan op een zo hoog mogelijke schadevergoeding. Van de belangenbehartigers zelf was slechts 40 % die mening toegedaan.

Studiedagen
Samen met Vermande Studiedagen werd op 14 mei 2002 een spitsuurstudiedag gehouden over ‘Actualiteiten ten aanzien van verkeersongevallen’.
De PIV/SRO-studiedag op 6 november had als thema ‘Werkgeversaanprakelijkheid’. Deze dag vormde het startsein voor het ontwikkelen van meer kennis op het gebied van beroepsziekten in het algemeen en de behandeling van RSI-schaden in het bijzonder. Voor dit doel heeft het PIV – in samenwerking met een tweetal gerenommeerde advocatenkantoren – naslagwerken voor AVB-verzekeraars opgesteld.

7. De PIV-organisatie

Het PIV kent een vaste staf van vier personen en twee adviseurs. Daarnaast werken momenteel bijna zeventig mensen mee in vaste PIV-organen en tijdelijke werk- of projectgroepen.
Hierdoor is meer dan 60 % van de deelnemende maatschappijen op een of andere wijze actief in het PIV. Dit percentage moet in de toekomst nog hoger worden, want ook hierdoor krijgt het PIV een zo groot mogelijk commitment
bij de achterban.

Het PIV kent zeven vaste organen:
• Bestuur
• Raad van Advies
• Redactieraad PIV-Bulletin
• Kennis-Overleg PIV (KOP)
• Commissie Medische Aspecten
• Commissie Opleidingen
• Examencommissie

Voor de bemensing van deze gremia wordt verwezen naar Bijlage 2.

Het PIV-Bestuur heeft in 2002 afscheid genomen van de heren mr. J. F. M. Hennekam, Univé, en mr. R. C. Insinger, Achmea. Zij hebben een grote bijdrage gehad in de totstandkoming en de verdere uitbouw van het PIV. Het PIV is hen voor deze inbreng veel dank verschuldigd.
Zij zijn opgevolgd door de heren Th. H. J. Woudstra, Achmea Personenschade, en mr. J. E. Jonker, Delta Lloyd.
In de Raad van Advies is afscheid genomen van de heer mr. H. W. C. van Wees, Nationale-Nederlanden. Ook hem is het PIV dankbaar voor zijn deskundige inbreng. Gelukkig blijft hij zitting houden in twee andere organen. Hij is opgevolgd door de heer mr. P. A. den Ouden, eveneens afkomstig van Nationale-Nederlanden.
Tevens is de heer J.B. Trip, Univé, toegetreden tot de Raad van Advies.
Naast genoemde vaste organen zijn er in 2002 negen werk- en projectgroepen aan de slag geweest. Vijf hiervan zullen ook in 2003 actief zijn.

Bijlagen

Deelnemers PIV

Naam Verzekeraars Concern

1. ABN-AMRO
2. ACHMEA PERSONENCHADE ACHMEA
3. AEGON AEGON
4. AIG EUROPE
5. ALPINA
6. AMERSFOORTSE ASR
7. AMEV PERSONENSCHADE ASR
8. AXA SCHADE
9. BOVEMIJ
10. DELTA LLOYD DELTA LLOYD
11. ERASMUS ERASMUS
12. EUROPEESCHE ASR
13. FORTIS CORPORATE INSURANCE
14. FORUM ZURICH
15. GENERALI
16. GOUDSE
17. HOOGE HUYS SNS GROEP
18. INTERPOLIS SCHADE INTERPOLIS
19. KLAVERBLAD
20. LEVOB
21. LONDON VERZEKERINGEN ALLIANZ NEDERLAND
22. NATIONALE-NEDERLANDEN ING
23. NEERLANDIA VAN 1880
24. NIEUWE HOLLANDSE LLOYD
25. NOORDHOLLANDSCHE VAN 1816
26. NOWM ERASMUS
27. PROTEQ SNS GROEP
28. RIALTO
29. ROYAL NEDERLAND ALLIANZ NEDERLAND
30. RVS ING
31. STAD ROTTERDAM ASR
32. STERPOLIS INTERPOLIS
33. UNIVÉ
34. VVAA
35. WAARBORGFONDS
36. WINTERTHUR SCHADE
37. WOUDSEND ASR
38. XL WINTERTHUR INTERNATIONAL
39. ZLM
40. ZURICH ZURICH
41. ZWOLSCHE ALGEMEENE ALLIANZ NEDERLAND

Samenstelling vaste PIV-organen

PIV-staf
Mevr. mr. V. Hoogland, communicatie & organisatie
Mr. F. Th. Kremer, directeur
J. L. M. Misana, adviseur
Mevr. J. M. Polman, secretaresse
Mr. H. C. Voers, adviseur
Mevr. mr. M. Volker, senior beleidsmedewerker

Bestuur
G. H. M. ten Brincke, AMEV Personenschade, vice-voorzitter
Mr. J. E. Jonker, Delta Lloyd
Mr. F. Th. Kremer, PIV, secretaris
Drs. ir. P. J. A. T. Loyson, Neerlandia van 1880
F. Wansink, Nationale-Nederlanden
Drs. A. J. A. Wiechmann, Interpolis Schade, voorzitter
Mr. A. M. C. A. Willemse, Nieuwe Hollandse Lloyd
Th. J. H. Woudstra, Achmea Personenschade

Raad van Advies
Mr. P. Balkenende, ZLM
J. J. Daniëls, Royal Nederland, voorzitter
J. C. van der Harst, Achmea Personenschade
L. P. S. Hefting, Aegon
Mr. H. J. den Hollander, Stad Rotterdam
Mr. F. Th. Kremer, PIV, secretaris
B. J. de Leeuw, Delta Lloyd
J. J. van Leeuwen, Goudse
Mr. P. A. den Ouden, Nationale-Nederlanden
Mr. A. E. Santen, Winterthur Schade
M. Speelmans, Nieuwe Hollandse Lloyd
J. B. Trip, Univé
Mr. G. Wassink, Interpolis Schade

Redactieraad
Mevr. mr. A. Ales, Stad Rotterdam
P. Bekker, Achmea Personenschade
Mr. A. F. J. Blondeel, AMEV Personenschade, voorzitter
Mr. S. Grolleman, AEGON
J. L. M. Misana, PIV
Mr. S. W. Polak, Hooge Huys
Mevr. J. M. Polman, PIV, secretaris
C. Visser, AXA Schade
Mr. G. Wassink, Interpolis Schade
Mr. H. W. C. van Wees, Nationale-Nederlanden
Mevr. mr. J. M. I. Winter, XL Winterthur International

Kennis-Overleg PIV (KOP)
Mevr. mr. drs. L. M. de Blaeij, Delta Lloyd
J. J. Daniëls, Royal Nederland, voorzitter
Mr. P. J. M. Houben, Interpolis Schade
R. Karrenbeld, Achmea Personenschade
H. Kooper, Aegon
Mr. W. A. H. F. Meurders, Univé
J. L. M. Misana, PIV
C. Visser, AXA Schade
Mr. H. C. Voers, PIV
Mevr. mr. V. Volker, PIV
Mr. H. W. C. van Wees, Nationale-Nederlanden, secretaris
Mr. W. G. Wijnbelt, Stad Rotterdam

Commissie Medische Aspecten
Drs. H. S. Boersma, Univé
Mevr. A.J. Fransen, arts
Drs. H. Hoencamp, RGA
Mr. P. J. M. Houben, Interpolis Schade
J. L. M. Misana, PIV
Mr. A. J. Schoonen, Achmea Personenschade
Dr. A. E. Schröder, VVAA
Mr. H. C. Voers, PIV, voorzitter

Commissie Opleidingen
M. Bohnen, GSN (v/h ABN-AMRO)
Mevr. drs. L. D. Eichenwald, Delta Lloyd
Mevr. mr. V. Hoogland, PIV, voorzitter
Mr. F. J. Keij, Abz
Mr. H. C. Voers, AMEV Personenschade

Examencommissie
J. J. Daniëls, Royal Nederland, voorzitter
R. A. H. Kramer, Sterpolis
Mr. F. Th. Kremer, PIV

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey