Hof: saunabedrijf niet aansprakelijk voor brandwonden door hete vloer

Samenvatting:

Benadeelde stelt dat hij in de sauna brandwonden heeft opgelopen aan zijn voet door een te hete vloer en stelt het saunabedrijf aansprakelijk. Het hof wijst de vordering af na een deskundigenbericht, waaruit volgt dat vloer op de plaats waar klant zijn voet zou hebben gebrand niet heter was dan op andere plaatsen. De feitelijke grondslag van vordering – dat vloer ter plaatse veel heter was vanwege het ontbreken van beschermende matten – is daarmee niet komen vast te staan.

ECLI:NL:GHARL:2014:7516

 

<input type="text" />

Instantie

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak

30-09-2014

Datum publicatie

03-10-2014

Zaaknummer

200.095.373-01

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Hoger beroep

Inhoudsindicatie

Aansprakelijkheid saunabedrijf voor brandwond aan voet vanwege te hete vloer van de sauna. Vordering afgewezen na deskundigenbericht, waaruit volgt dat vloer op de plaats waar klant zijn voet zou hebben gebrand niet heter was dan op andere plaatsen. Feitelijke grondslag van vordering – dat vloer ter plaatse veel heter was vanwege het ontbreken van beschermende matten – is daarmee niet komen vast te staan.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.095.373/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 121908 / HA ZA 10-894)

 

arrest van de eerste kamer van 30 september 2014

in de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

in eerste aanleg: eiser,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. S.W. van Dijk, kantoorhoudend te Apeldoorn,

 

tegen

 

Bronnenbad Nieuweschans-Bunde B.V.,

gevestigd te Bad Nieuweschans,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: Bronnenbad,

advocaat: mr. F.A.M. Knüppe, kantoorhoudend te Arnhem.

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 23 juli 2013 hier over.

 

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

In genoemd tussenarrest heeft het hof [deskundige] tot deskundige benoemd.

1.2

De deskundige heeft een op 21 februari 2014 gedateerd rapport gedeponeerd ter griffie van het hof.

1.3

Beide partijen hebben een memorie na deskundigenbericht genomen.

1.4

Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2 De verdere beoordeling

2.1

Aan de deskundige zijn de volgende vragen voorgelegd:
"a. Wilt u op grond van uw onderzoeksbevindingen zo uitgebreid mogelijk en gemotiveerd aangeven wat zowel voor, tijdens als na de opgieting op de hierna volgende plaatsen de temperatuur van de vloer van de Kelo-sauna en de luchtvochtigheid in de Kelo-sauna is?
– in de nabijheid van de sauna-ingang;
– circa 15 centimeter van de zitplaatsen;
– circa 15 cm van de sauna-omranding;
– in het midden van de omloop (op de matten aldaar);
– op diverse plaatsen tussen het midden van de omloop en de sauna-omranding dan wel de zitplaatsen.

b. De Kelo-sauna kan in vier kwarten verdeeld worden. Wilt u op ieder kwart voornoemde metingen verrichten?"

2.2

De deskundige heeft ter beantwoording van deze vragen, in aanwezigheid van partijen en hun raadslieden, op 12 november 2013 metingen verricht in de Kelo-sauna van Bronnenbad. Van de resultaten van deze metingen heeft hij in zijn rapport verslag gedaan. De conclusie van zijn rapport luidt als volgt:

"Allereerst zijn naar mijn mening de omstandigheden op de meetdag vergelijkbaar waren met de situatie op 15 juni 2010. de ingestelde en gemeten luchttemperaturen zijn zeer gebruikelijk voor een opgietsauna. Wat wel veranderd is, is het feit dat er in de sauna-omranding gaten zijn geboord. Deze hebben naar mijn mening geen wezenlijke invloed op de resultaten.
De temperaturen van de saunavloer zijn gelijkmatig verdeeld, met een variatie van ca. 5 graden. (Alleen bij de deur is er een grotere afkoeling door tocht onder de deur).
De vloer rondom voor de banken is ca. 50° C in dit loopt dan op naar maximaal 54 °C bij de kachelrand. (Lijnen B, C en D)
In de nabijheid van de ingang zijn al deze temperaturen merkbaar lager. De vloer wordt hier gekoeld door de koudere lucht van buiten die onder de deur naar binnen stroomt. (Lijn A)
De openhaard heeft nog een effect in lijn C waar het midden heter is dan de rand bij de kachel.
Deze resultaten zijn ook te zien in de onderstaande figuur.
(…)
De temperatuurverhoging van de vloer ten gevolge van de opgietsessie is ca. 1 °C. Dit effect is minimaal, vergeleken met de temperatuur van ruim 50 °C die de vloer al had.
(…)
De opgietsessie veroorzaakt wel een daling in de luchttemperatuur van enkele graden. Tegelijkertijd stijgt de luchtvochtigheid van de ruimte sterk. Dit verschil in luchtvochtigheid is het normaal beoogde effect van een opgietsessie.
Tijdens en direct na de opgietsessie zal de kachel maximaal branden om de luchttemperatuur weer te verhogen naar de ingestelde waarde. Ook op de meetdag was te zien dat de aanvangsluchttemperatuur 76 °C na een daling bij de opgietsessie (74 °C), na de opgietsessie alweer gemeten werd op 77 °C.
Op de veronderstelde looproute die dhr. [appellant] genomen heeft is de vloertemperatuur niet afwijkend van de temperaturen die gemeten zijn op de rest van de vloer. Op de plek (X3) waar hij met de voet op de vloer zegt te zijn gestapt varieert de temperatuur van 51,9 °C voor de opgietsessie tot 53,1 °C tijdens de opgietsessie.
De gemiddelde gemeten temperatuur van de saunavloer op de plek waar dhr. [appellant] zijn voet zegt te hebben geplaatst (X3) was in november 2013 derhalve 52,5 °C."

2.3

[appellant] heeft aangevoerd dat de situatie ten tijde van de metingen niet vergelijkbaar was met de situatie op 15 juni 2010. Hij heeft daartoe gewezen op de ronde gaten die aan de onderzijde van de kachel zijn geboord. Die gaten waren, naar tussen partijen niet ter discussie staat, op 15 juni 2010 niet aanwezig.

2.4

Het hof volgt [appellant] niet in dit betoog. In zijn rapport (blz. 5/6) gaat de deskundige uitvoerig in op de effecten van de gaten. Hij schrijft onder meer:

"Deze gaten zijn op zich niet ongewoon voor een saunagaskachel. Het doel is een betere luchtcirculatie te laten ontstaan opdat de luchttemperatuur in de sauna meer gelijkmatig wordt.
In bijlage 1 is een schematische weergave gegeven van het verschil met en zonder gaten op het temperatuurverloop binnen de sauna.
(…)
Deze twee tegenovergestelde effecten zijn moeilijk te berekenen, maar het resulterende effect zal nooit zo groot zijn dat dit de temperatuur van de vloer wezenlijk zal veranderen.

Zoals gezegd heeft het vooral invloed op de gelijkmatigheid van de luchttemperatuur.
Met betrekking tot de vloertemperatuur kan daarom gesteld worden dat het effect van deze gaten niet groot is."

De deskundige concludeert dat de omstandigheden op de meetdag voldoende vergelijkbaar waren met de situatie op 15 juni 2010 en sluit af met de opmerking:

"De ingestelde waarden en het temperatuurverloop van deze sauna zijn representatief voor een opgietsauna en wijken niet af van een normaal gebruik van deze sauna’s.".

2.5

[appellant] heeft de, naar het oordeel van het hof zorgvuldig onderbouwde, conclusie van de deskundige dat de gaten (nagenoeg) geen invloed hebben op de temperatuur van de vloer niet weerlegd, ofschoon dat wel op zijn weg had gelegen. Nu het onderzoek van de deskundige bedoeld was om vast te stellen wat de temperatuur van de vloer op 15 juni 2010 was en de toegepaste wijziging in de inrichting van de sauna sinds 2010 – te weten het aanbrengen van gaten aan de onderzijde van de kachel – geen gevolgen heeft voor de temperatuur van de vloer heeft het onderzoek plaatsgevonden onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met de situatie op 15 juni 2010.

2.6

Partijen hebben (verder) geen bezwaren ingebracht tegen de wijze waarop het onderzoek is verricht en de conclusies van het onderzoek niet weersproken. Het hof is van oordeel dat de deskundige de conclusies van zijn onderzoek duidelijk heeft onderbouwd. Er kan dan ook worden uitgegaan van de juistheid van de door de deskundige vastgestelde meetgegevens.

2.7

In rechtsoverweging 3.11 van het tussenarrest van 12 februari 2013 heeft het hof het volgende overwogen:

"De feitelijke grondslag van de vordering van [appellant] is dat hij op 15 juni 2010 aanwezig was in de Kelo-sauna toen daar rond 16.00 uur een opgieting plaatsvond. Door de opgieting nam de temperatuur sterk toe. Vanwege de warmte wilden de bezoekers naar buiten. Omdat er een vrouw in de weg stond, moest [appellant] even opzij stappen. Daarbij is hij met de linkervoet naast de matten op (het niet met matten bedekte deel van) de vloer gekomen. De vloer was zo heet dat [appellant] een brandwond aan de linkervoet heeft opgelopen. [appellant] voelde dat direct toen hij opzij stapte."
Op de aldus omschreven feitelijke grondslag heeft [appellant] zijn stellingen over de aansprakelijkheid van Bronnenbad gebaseerd. Volgens [appellant] heeft Bronnenbad voor onnodige gevaarzetting gezorgd, doordat belangrijke delen van de hete stenen vloer in de sauna niet geïsoleerd en onbedekt waren, een waarschuwing hiervoor ontbrak en Bronnenbad aan bezoekers het dragen van slippers in de sauna heeft verboden (inleidende dagvaarding onder 11). Het dragen van slippers had kunnen voorkomen dat [appellant] met onbedekte huid de hete stenen vloer raakte (inleidende dagvaarding onder 10). Deze stelling heeft [appellant] in de loop van de procedure herhaald. In zijn akte in eerste aanleg d.d. 19 mei 2011 heeft hij opgemerkt dat Bronnenbad onverantwoord heeft gehandeld door niet de hele stenen vloer met kunststof matten te bedekken (blz. 2). Bij gelegenheid van de comparitie in eerste aanleg heeft hij dat herhaald (vgl. blz. 2 van de notitie mr. Van Dijk). In de memorie van grieven heeft [appellant] Bronnenbad opnieuw verweten te hebben nagelaten de gehele vloer van de sauna met matten te bedekken (MvG nr. 24). Hij heeft er aan toegevoegd dat Bronnenbad heeft nagelaten er voor te zorgen dat ook het onbedekte gedeelte van de stenen vloer een dragelijke temperatuur had (MvG nr. 25). Ook in het vervolg van deze memorie heeft [appellant] de aansprakelijkheid van Bronnenbad verbonden aan de te hoge temperatuur van de stenen vloer en het nalaten van het treffen van beschermingsmaatregelen (het bedekken van de vloer met matten of het uitreiken van slippers aan bezoeken) tegen die hoge temperatuur (vgl. MvG nrs. 28, 29 en 54). Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft [appellant] de aansprakelijkheid van Bronnenbad, op basis van de al genoemde feitelijke grondslag, verbonden aan het feit dat Bronnenbad er niet voor heeft gezorgd dat de vloer geheel was afgedekt dan wel dat deze vloer niet te heet kon worden

(pleitnotities mr. Van Dijk onder 24 en 25).

2.8

Uit het door de deskundige uitgevoerde onderzoek volgt dat de temperatuurverschillen in de sauna betrekkelijk beperkt zijn. Meer in het bijzonder volgt uit het rapport dat de temperatuur op de door [appellant] aangegeven (in het rapport vermeld als: de veronderstelde) looproute niet afwijkend is van de temperaturen die zijn gemeten op de rest van de vloer van de sauna. Dat geldt ook voor de plek waar [appellant] op de onbedekte vloer zou zijn gestapt.
[appellant] heeft echter aangevoerd dat de vloer op de plek waar hij de brandwand zou hebben opgelopen veel warmer was dan elders omdat de vloer daar niet bedekt was, maar elders wel. Die bedekking vormde een bescherming tegen de hete vloer. Uit het rapport van de deskundige volgt ook – en Bronnenbad wijst daar in haar memorie na deskundigenbericht ook op – dat de temperatuur van de matten nagenoeg gelijk is aan de temperratuur van de tegelvloer. Op blz. 11 van zijn rapport heeft de deskundige geschreven:

"De temperatuur van de rubberen matten is nagemeten en bleek nagenoeg gelijk te zijn met de temperatuur van de tegelvloer. Daarom is de temperatuur gemeten door met de temperatuurvoeler (contactmeter) rechtstreeks de vloer te meten. Dit is de meest directe manier om de temperatuur te bepalen."

[appellant] heeft (ook) deze bevinding van de deskundige niet weersproken. Het hof ziet geen reden deze bevinding, die is gebaseerd op een eigen waarneming van de deskundige gedurende zijn onderzoek, terzijde te stellen. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat de matten – die volgens [appellant] ten tijde van zijn bezoek aan de sauna ook nog versleten waren – geen bescherming boden tegen de hoge temperatuur van de daaronder liggende vloer. De temperatuur op de mat was immers bijna gelijk aan de temperatuur van de vloer onder de mat.

2.9

Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat een cruciaal onderdeel van de feitelijke grondslag van de vordering van [appellant] is weggevallen, te weten dat hij doordat hij niet met zijn voet op de mat kon blijven in aanraking kwam met de veel hetere onbedekte stenen vloer en toen een brandblaar opliep. Allereerst is van grote temperatuurverschillen op de saunavloer geen sprake, en binnen de door [appellant] aangegeven looproute zeker niet. Bovendien is geen sprake van (noemenswaardige) temperatuurverschillen tussen de gedeeltes van de vloer met en zonder mat. Dit onderdeel van de feitelijke grondslag van de vordering van [appellant] wordt door het deskundigenonderzoek weerlegd en is in het licht van dit rapport onvoldoende onderbouwd.

2.10

Nu niet vaststaat dat het onbedekte deel van de vloer heter was dan het bedekte deel van de vloer en evenmin dat de plaats waar [appellant] zijn voet zou hebben gebrand een substantieel hogere temperatuur had dan andere plaatsen van de vloer, komt ook het verwijt van [appellant] dat Bronnenbad de gehele vloer had moeten bedekken ter bescherming tegen te hoge temperaturen van de vloer op losse schroeven te staan. [appellant] heeft immers uitdrukkelijk niet aangevoerd dat de gehele vloer te heet was. Volgens hem was alleen het onbedekte deel van de vloer (op de plaats waar hij even op heeft gestaan) te heet en had Bronnenbad de daaruit voortvloeiende gevaarlijke situatie kunnen voorkomen door ook dat deel met matten te bedekken (in welk geval, naar het hof de stellingen van [appellant] begrijpt,) Bronnenbad geen verwijt kon worden gemaakt. Het hof laat dan nog daar dat de deskundige, onweersproken door [appellant], heeft vastgesteld dat de temperaturen van de saunavloer representatief zijn voor opgietsauna’s en niet afwijken van normaal gebruik van dit soort sauna’s. Dat de vloer (op de plek waar [appellant] zijn voet zou hebben gebrand) te heet zou zijn geweest, ligt ook in het licht van deze vaststelling van de deskundige niet voor de hand.

2.11

Nu niet is aangetoond dat de vloer naast de mat heter was dan het met matten bedekte gedeelte van de vloer, is de vordering van [appellant], gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet toewijsbaar. Dat betekent dat een onderzoek door een medisch deskundige naar de relatie tussen de temperatuur van een vloer en het ontstaan van een brandwond aan de voet achterwege kan blijven. Het hof zal dan ook, anders dan het in het arrest van

12 februari 2013 nog verwachtte, geen medisch deskundige benoemen. Een onderzoek door een medisch deskundige zou immers niet tot een ander oordeel kunnen leiden.

2.12

Bij deze uitkomst falen de grieven. Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaat: 3 punten, tarief II), te vermeerderen met wettelijke rente en nasalaris als in het dictum te omschrijven. [appellant] heeft de kosten van het deskundigenbericht voorgeschoten. Deze kosten blijven voor zijn rekening.

 

3 De beslissing

Het gerechtshof:

bekrachtigt het vonnis van 20 juli 2011, hersteld bij vonnis van 24 augustus 2011, tussen partijen gewezen;

veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van Bronnenbad gevallen, op € 649,- aan verschotten en op € 2.682,- voor geliquideerd salaris van de advocaat, te betalen binnen 14 dagen na de datum van dit arrest en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen van de datum van dit arrest tot aan het tijdstip van voldoening;

veroordeelt [appellant] voorts tot betaling van € 131,- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met een bedrag voor nasalaris van € 68,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;

verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. L. Groefsema en mr. A.M. Koene en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 30 september 2014.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey